ECLI:NL:RBSGR:2009:BK8340
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- C.C. de Rijke-Maas
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake inzage persoonsgegevens op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 14 december 2009 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die inzage vroeg in zijn persoonsgegevens neergelegd in de minuten van besluiten van 20 januari 2006, 7 april 2006 en 27 juni 2008. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, heeft het verzoek afgewezen op basis van artikel 43, onder e, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), waarbij hij stelde dat de rechten en vrijheden van anderen in het geding zijn. De voorzieningenrechter vond het merkwaardig dat verweerder zonder nadere motivering een beroep deed op dit artikel, terwijl er een jarenlange vaste gedragslijn bestond dat dergelijke minuten aan betrokkenen in afschrift werden verstrekt.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor de bodemprocedure. Hij concludeerde dat er geen evident onrechtmatig besluit was en dat er meerdere afwijzingsgronden mogelijk zijn. De voorzieningenrechter weegt het belang van verzoeker bij verstrekking van gegevens af tegen het belang van verweerder om deze gegevens niet te verstrekken. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het verzoek niet voldeed aan de eisen voor een dergelijke voorziening en er geen spoedeisend belang was aangetoond.
De uitspraak benadrukt dat verzoeken om inzage in persoonsgegevens zorgvuldig moeten worden afgewogen tegen de belangen van de betrokken partijen, en dat administratieve lasten niet als enige reden voor afwijzing kunnen worden gebruikt. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, en tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.