Parketnummer: 09/535118-08
Datum uitspraak: 2 juli 2010
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op 21 mei [datum],
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 december 2009 en 18 juni 2010.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. de Vries, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. R.R. Joesoef Djamil heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 20 februari 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis en/of (één of meer van) zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer] (achterover) op een bed heeft geduwd en/of haar broek naar beneden heeft getrokken en/of tape over haar mond heeft geplakt en/of op haar is gaan liggen en/of zijn hand op haar mond heeft gedrukt en/of gehouden en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het op de dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze hieronder is vermeld:
dat hij op of omstreeks 20 februari 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis en één van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer] (achterover) op een bed heeft geduwd en haar broek naar beneden heeft getrokken en tape over haar mond heeft geplakt en op haar is gaan liggen en zijn hand op haar mond heeft gedrukt en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Nadere bewijsmotivering.
De verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij tegen de wil van zijn toenmalige echtgenote seks met haar heeft gehad. Hij heeft verklaard wel seks met haar te hebben gehad, op haar uitnodiging en met haar instemming, waarbij in het geheel geen sprake is geweest van geweld en/of dwang.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. De toenmalige echtgenote van verdachte, [slachtoffer], heeft meteen op 20 februari 2008 aangifte van verkrachting tegen verdachte gedaan. Deze aangifte bevindt zich op verzoek van de raadsman van verdachte ook in transcriptievorm in het dossier (p. 301 t/m 352). Belangrijk detail in de aangifte is dat aangeefster aangeeft dat bij die verkrachting door verdachte in de ouderlijke slaapkamer op de bovenste verdieping gebruik is gemaakt van een stuk dubbelzijdig plakkende tape, dat verdachte volgens aangeefster bij haar op haar mond had geplakt en dat zij van haar mond af heeft kunnen halen (proces-verbaal van aangifte d.d. 21 februari 2008, p. 27 t/m 37). Tijdens een doorzoeking van de woning op 20 februari 2008 heeft de politie twee rollen tape aangetroffen, alsmede, in een open vuilniszak op de eerste verdieping, een propje tape (proces-verbaal van bevindingen, p. 87), waarvan de verdachte heeft opgemerkt dat hij dit tape in huis had gehaald om tapijttegels op de overloop mee vast te zetten (proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 februari 2008, p. 85). Belangrijk in dit verband zijn voorts de uitkomsten van het onderzoek door de digitale recherche van de computer in het huis van verdachte en zijn toenmalige echtgenote. Uit dit onderzoek is gebleken dat de gebruiker met de account "[verdachte]" op 19 februari 2008 tussen 19.53 uur en 21.28 uur internet sites heeft bezocht inhoudende verkrachting, (gang)rape en soortgelijke websites. Tevens zijn toen diverse verkrachtingsfoto's op verschillende websites bekeken, waaronder foto's waarbij tape was gebruikt om de mond van het slachtoffer dicht te tapen, welke foto's zich ook in het dossier bevinden (proces-verbaal onderzoek datadrager, p. 104 en p. 109 e.v.). Direct aansluitend op het internet surfen met verkrachting als thema zijn via hetzelfde account "[verdachte]" nog andere sites bezocht als www.[website].com en www.[website].nl (uitdraaien in het dossier op p. 125-179). Verdachte is naar eigen zeggen werkzaam in de bouw, waarbij hij alles doet vanaf de begane grond tot aan het dak, terwijl hij werk- en privégerelateerde schulden heeft opgebouwd (proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 20 februari 2008, p. 49). Verdachte heeft aangegeven dat alleen hijzelf en zijn toenmalige echtgenote en hun dochter [dochter] gebruikt maakten van deze computer, maar verdachte heeft daaraan toegevoegd dat het evenbedoelde internetsurfen niet van zijn - toen vier-jarige - dochter afkomstig zou kunnen zijn geweest (verklaring verdachte ter terechtzitting van 7 december 2009). Verdachtes toenmalige echtgenote heeft verklaard dat zij vaker op haar laptop internette (proces-verbaal van bevindingen, p. 179).
Ter terechtzitting van 7 december 2009 en 18 juni 2010 heeft de raadsman van de verdachte aangegeven - in de kern en kort samengevat - enerzijds dat niet alle verklaringen van aangeefster hun beslag hebben gekregen in het proces-verbaal van aangifte, zoals het inleidend gesprek met aangeefster dat uitsluitend uit de transcriptie van haar verhoor naar voren komt, maar vooral dat de aangeefster niet een betrouwbare verklaring heeft afgelegd tegenover de politie. Zulks aangezien aangeefster op onderdelen verklaringen tegenover de politie heeft afgelegd die in strijd met elkaar (zouden) zijn, alsmede nu zij blijkens die transcriptie de chronologie van de door haar aangegeven zaken niet altijd even goed voor ogen heeft gehad.
De rechtbank overweegt hieromtrent, met de officier van justitie, dat zij van oordeel is dat, voor zover al gesproken kan worden van werkelijke tegenstrijdigheden en chronologieveranderingen, deze niet van zo wezenlijke betekenis zijn dat deze - in de kern - de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster aantasten. De rechtbank verwijst hiervoor mede naar het vorenoverwogene. De omstandigheid waaromtrent de verdediging voorts verweer heeft gevoerd dat niet alle (inleidende) verklaringen van aangeefster in het proces-verbaal van aangifte zijn opgenomen, maakt dit niet anders. Bovendien ziet de rechtbank met het oog op de inhoud van die ontbrekende verklaringen niet in dat hierdoor enig in rechte te respecteren belang van de verdediging kan worden geacht te zijn geschaad. De rechtbank verwerpt dan ook dit betoog van de raadsman.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en met het oog op de verdere inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster, inhoudende dat en hoe zij door haar toenmalige echtgenoot is verkracht op de eerdergenoemde datum en locatie, betrouwbaar is, mede nu deze op essentiële punten voldoende ondersteuning vindt in andere, objectieve, bewijsmiddelen. Op deze gronden heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het in de bewezenverklaring vervatte handelen heeft gepleegd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 20 februari 2008 zijn toenmalige echtgenote in hun woning in [plaats] - waar verdachte en slachtoffer, hoewel zij op dat moment al uit elkaar waren, nog beiden woonachtig waren - verkracht. Verdachte heeft zijn toenmalige echtgenote, toen zij zich in haar slaapkamer aan het aankleden was, met kracht op het bed gegooid en vastgehouden, waarbij hij tevens haar mond heeft afgeplakt met een stuk tape. Terwijl hij het slachtoffer, door bovenop haar te gaan liggen, heeft belet weg te gaan, heeft verdachte eerst zijn vinger en vervolgens zijn penis in de vagina van zijn toenmalige echtgenote gebracht en haar verkracht. Verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Zij zal hiervan, naar verwachting en algemene ervaring, nog lange tijd psychische en lichamelijke gevolgen ondervinden.
Blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie, is verdachte nog niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de verdachte betreffende rapportage van de reclassering, opgemaakt op 6 mei 2008. Uit dit rapport blijkt dat verdachte financiële en emotionele problemen heeft, maar dat hij hiervoor reeds uit eigen beweging professionele hulp heeft gezocht. Verdachte volgt op vrijwillige basis therapie bij een psycholoog en heeft contact gezocht met de schuldhulpverlening.
De rechtbank acht het, zonder enige afbreuk te willen doen aan de ernst van het feit, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte onwenselijk om verdachte nu nog, 2,5 jaar na dato, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank neemt hiervoor voorts mede in ogenschouw dat verdachte nauwelijks geweld heeft gepleegd toen hij zich op zijn toenmalige echtgenote forceerde en bij haar is binnengedrongen. Voorts beziet de rechtbank verdachtes handelen binnen de destijds bestaande weinig helder omlijnde seksuele context van de intieme relatie die hij ook toen nog onderhield met het slachtoffer. Het handelen van verdachte rechtvaardigt op deze grond veeleer een forse werkstraf, welke straf naar het oordeel van de rechtbank voor verdachte extra zwaar weegt gelet op het feit dat hij reeds lange werkdagen maakt om zijn schulden af te lossen en gelet op de omstandigheid dat de uitvoering van de werkstraf ervoor zal zorgen dat verdachte zijn kinderen, die hij in de weekends bezoekt, geruime tijd minder vaak zal kunnen zien. De rechtbank is zich bewust van de impact die een en ander op verdachtes privé- en eenoudergezinsleven zal hebben.
De rechtbank zal verdachte naast de werkstraf wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van aanzienlijke duur, om herhaling in de toekomst te voorkomen. Verdachte heeft immers nog wekelijks contact met zijn inmiddels ex-vrouw in verband met hun kinderen en hoewel dit contact de afgelopen twee jaar zonder incidenten is verlopen, acht de rechtbank een stok achter de deur in dit opzicht geëigend.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) MAANDEN;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een werkstraf voor de duur van 120 (honderdentwintig) UREN;
bepaalt dat de werkstraf bij gebreke van uitvoering zal worden vervangen door hechtenis voor de tijd van 60 (zestig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Timmermans, voorzitter,
mr. A.S.I. van Delden en mr. B. Bastein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.M. van Heemst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juli 2010.