ECLI:NL:RBSGR:2011:BU6385
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de inbewaringstelling van een Iraakse vreemdeling
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 25 november 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister voor Immigratie en Asiel, waarbij eiser op grond van artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 in bewaring is gesteld. Eiser, van Iraakse nationaliteit en geboren op 6 mei 1984, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens een verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de inbewaringstelling beoordeeld, waarbij de recente wijziging in de houding van de Iraakse autoriteiten, die op 14 november 2011 geen medewerking meer verleenden aan verwijdering, in overweging is genomen. De rechtbank oordeelt dat deze wijziging niet betekent dat er geen zicht meer is op verwijdering naar Irak. Verweerder heeft voldoende tijd nodig om nieuwe afspraken te maken met de Iraakse autoriteiten en er is een presentatie gepland voor eiser, wat kan leiden tot een terugkeermogelijkheid. De rechtbank benadrukt dat eiser de verplichting heeft om Nederland te verlaten en dat hij geen gehoor heeft gegeven aan deze verplichting. De inbewaringstelling is bedoeld om te bewerkstelligen dat eiser Nederland alsnog zal verlaten, en de rechtbank concludeert dat eiser actieve en volledige medewerking moet verlenen aan de verwijdering. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.