ECLI:NL:RBSHE:2006:AZ6698

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/3849
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling wegens misbruik van procesrecht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 22 december 2006, is eiser, een natuurlijk persoon, in beroep gekomen tegen de Korpsbeheerder van de Politieregio Brabant Zuid-Oost. Eiser had eerder een bezwaarschrift ingediend op 4 januari 2000, waarop verweerder op 18 oktober 2000 een beslissing heeft genomen. Eiser heeft echter geen beroep ingesteld tegen deze beslissing, waardoor deze onherroepelijk is geworden. Ondanks eerdere uitspraken van de rechtbank en de Centrale Raad van Beroep, heeft eiser volhard in het indienen van beroepschriften met betrekking tot dezelfde kwestie, wat door de rechtbank is aangemerkt als misbruik van procesrecht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er termen aanwezig zijn voor een proceskostenveroordeling ten laste van eiser. De kosten zijn vastgesteld op € 644,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat er reeds een beslissing was genomen op het bezwaarschrift van eiser. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in te stellen tegen de beslissing van 18 oktober 2000, waardoor hij zijn recht op beroep heeft verloren.

De rechtbank heeft partijen erop gewezen dat zij binnen zes weken na de verzending van het proces-verbaal van deze uitspraak hoger beroep kunnen instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht. De uitspraak is gedaan door mr. B.A.J. Zijlstra, in tegenwoordigheid van de griffier, en is vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 06/3849
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de rechtbank d.d. 22 december 2006.
inzake
[eiser],
te [woonplaats],
eiser,
en
de Korpsbeheerder van de Politieregio Brabant Zuid-Oost,
te Eindhoven,
verweerder,
gemachtigde mr. W.H. Janssen.
Bij schrijven van 20 augustus 2006 heeft eiser een vijftal beroepschriften ingediend, welke beroepschriften door de rechtbank zijn aangemerkt als één beroepschrift wegens het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift van eiser van 4 januari 2000. Dit beroep is op 22 december 2006 behandeld ter zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank.
Verschenen zijn:
- eiser in persoon;
- verweerder bij gemachtigde;
- namens verweerder is tevens verschenen mr. F.F.M.J. van den Einden.
Gezien de stukken en gehoord het verhandelde ter zitting komt de rechtbank tot de navolgende beslissing:
-verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De rechtbank heeft daarbij het volgende overwogen:
Verweerder heeft met zijn beslissing op bezwaar van 18 oktober 2000 een besluit genomen op het bezwaarschrift van eiser van 4 januari 2000. Tegen deze beslissing van verweerder stond voor eiser de mogelijkheid open om binnen zes weken na verzending beroep in te stellen bij de rechtbank. Nu eiser geen beroepschrift heeft ingediend tegen de beslissing van 18 oktober 2000, is deze beslissing onherroepelijk geworden. Eiser heeft vele malen, na het onherroepelijk worden van de beslissing van 18 oktober 2000, bezwaar- en beroepschriften ingediend wegens het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaarschrift van 4 januari 2000. De rechtbank heeft onder meer bij uitspraak van 8 januari 2002 beslist tot niet-ontvankelijkverklaring. De Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak op 22 januari 2004 bevestigd. De rechtbank kan niet anders beslissen dan het beroep van eiser opnieuw niet-ontvankelijk te verklaren wegens het feit dat er reeds een beslissing is genomen op het bezwaarschrift van eiser op 18 oktober 2000. Aan eiser komt om die reden de beroepsmogelijkheid van de artikelen 6:2 en 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht niet toe.
Nu eiser blijft volharden in het instellen van beroep met betrekking tot een kwestie waarover al meerdere malen door de rechtbank en inmiddels ook door de Centrale Raad van Beroep is beslist, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van misbruik van procesrecht door eiser. De rechtbank acht dan ook termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling ten laste van eiser. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage bepaald op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een verweerschrift;
• 1 punt voor het verschijnen van verweerders gemachtigde ter zitting;
• waarde per punt € 322,00;
• wegingsfactor 1.
De rechtbank heeft er melding van gemaakt dat partijen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van het proces-verbaal van deze mondelinge uitspraak beroep kunnen instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Aldus gedaan en uitgesproken op 22 december 2006 door mr. B.A.J. Zijlstra als rechter in tegenwoordigheid van de griffier.
Waarvan is opgemaakt proces-verbaal.
Belanghebbende kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Afschrift verzonden: