ECLI:NL:RBZUT:2009:BN4827

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
16 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/2197 en 08/2206 WET
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen besluiten gemeente Harderwijk inzake ICT-infrastructuur schoolgebouw

In deze zaak heeft de Stichting voor Christelijk Onderwijs te Harderwijk bezwaar gemaakt tegen twee besluiten van de gemeente Harderwijk. De gemeente had besloten dat een deel van de kosten voor de ICT-infrastructuur van het nieuw te bouwen schoolgebouw voor Het Startblok in Drielanden-West voor rekening van de stichting zou komen. De rechtbank heeft de beroepen van de stichting gegrond verklaard en de besluiten van de gemeente vernietigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente in haar besluiten ten onrechte een bedrag van € 30.000,-- in mindering heeft gebracht op de door de stichting aangeleverde stichtingskosten. De rechtbank oordeelde dat de ICT-infrastructuur, waaronder de bekabeling en de patchkast, een wezenlijk onderdeel vormt van het schoolgebouw en noodzakelijk is voor het functioneel gebruik ervan. De kosten voor deze infrastructuur dienen dan ook als nieuwbouwkosten te worden aangemerkt.

De rechtbank heeft de gemeente opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij ook een beslissing moet worden genomen over de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die de stichting heeft gemaakt. Daarnaast is de gemeente veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten van de stichting. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank op 16 december 2009.

Uitspraak

Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nrs.: 08/2197 en 08/2206 WET
Uitspraak in de gedingen tussen:
Stichting voor Christelijk Onderwijs
te Harderwijk,
eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 december 2007 heeft verweerder de door eiseres aangevraagde
onderwijshuisvesting op het Programma 2008 geplaatst.
Bij besluit van 22 april 2008 heeft verweerder aan eiseres goedkeuring verleend voor het
ingediende bouwplan voor een nieuw op te richten 18-klassig schoolgebouw voor Het
Startblok in Drielanden-West. Hierbij is tevens door verweerder medegedeeld dat de kosten
voor een deel van de ICT-infrastructuur, waaronder de bekabeling en de patchkast, niet ten
laste komen van de gemeente Harderwijk.
Bij besluit van 30 mei 2008, verzonden 3 juni 2008, heeft verweerder - uitgaande van de
goedgekeurde bouwplannen - de stichtingskosten vastgesteld op € 4.056.157,-- (incl. BTW).
Hierbij heeft verweerder meegedeeld dat op de door eiseres aangeleverde stichtingskosten
een bedrag van € 30.000,-- voor de kosten van databekabeling e.d. in mindering is gebracht.
Eiseres heeft tegen beide besluiten bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 19 november 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder de
bezwaren ongegrond verklaard.
Namens eiseres heeft [naam A] van [naam bedrijf] voor scholen, gevestigd te
Leeuwarden, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken
en een verweerschrift ingezonden.
De beroepen zijn gevoegd behandeld ter zitting van 26 november 2009, waar namens eiseres
[naam A] en [naam B] zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen
door J. Wortelboer en A.D. Deelen, bijgestaan door mr. R.D. Lubach, advocaat te
Amsterdam.
2. Overwegingen
2.1 De rechtbank stelt vast, gelet op het verhandelde ter zitting, dat uitsluitend nog
tussen partijen in geschil is of verweerder terecht heeft besloten een bedrag van € 30.000,--
ten behoeve van de ICT-infrastructuur (bestaande uit een patchkast en databekabeling) in
mindering te brengen op de door eiseres aangeleverde stichtingskosten.
2.2 In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de
onderhavige ICT-infrastructuur niet bekostigd moet worden via het bouwkrediet op basis van
de feitelijke kosten, maar via de bekostiging van de zogeheten eerste inrichting
onderwijsleerpakket en meubilair, op basis van een genormeerde vergoeding. Nadat deze
genormeerde vergoeding heeft plaatsgevonden, dient de ICT-infrastructuur via de materiële
instandhoudingsvergoeding van het Rijk te worden bekostigd.
2.3 Eiseres heeft aangevoerd dat de kosten voor de ICT-infrastructuur moeten worden
aangemerkt als bouwkosten van het nieuw te bouwen schoolgebouw. Ter onderbouwing
hiervan verwijst eiseres naar de specificatie van nieuwbouwkosten zoals geformuleerd in het
VNG Praktijkboek. Hierin wordt datanetwerk specifiek genoemd. Tevens heeft eiseres
verwezen naar een in 1985 opgemaakte specificatie van alle tot een nieuwbouw behorende
voorzieningen. Ten slotte maakt eiseres een vergelijking met elektriciteitsbedrading en
telefoonbekabeling, welke respectievelijk vanuit de meterkast en de telefooncentrale door de
kabelgoten naar de stopcontacten lopen. De ICT-bekabeling loopt vanuit een patchkast naar
de stopcontacten.
2.4 De rechtbank is van oordeel dat de ICT-infrastructuur een wezenlijk onderdeel vormt
van een schoolgebouw en de aanleg hiervan noodzakelijk is om een nieuw schoolgebouw
functioneel te kunnen gebruiken. De hiermee gepaard gaande kosten dienen dan ook als
nieuwbouwkosten van het schoolgebouw te worden aangemerkt. De rechtbank acht de
onderhavige ICT-infrastructuur, gelet op de aard en de aanleg hiervan, vergelijkbaar met een
(eveneens voor een schoolgebouw noodzakelijke) telefoon- en elektriciteitsaansluiting.
Dergelijke voorzieningen vielen blijkens de door de Rijksoverheid geformuleerde
stichtingskosten, als zijnde 'elektrische installatie en installatiekosten (tele)-communicatieinstallaties PTT/intercom/leidingen radio/tv', reeds in 1985 onder de bouwkosten van een op te richten schoolgebouw.
Voorts kan de rechtbank uit de door verweerder in beroep overgelegde stukken niet afleiden
dat de aanleg van de ICT-infrastructuur niet onder de bouwkosten zou vallen. Deze stukken
zien naar het oordeel van de rechtbank op het dagelijkse gebruik van ICT in het onderwijs
(nadat de ICT-infrastructuur reeds is gerealiseerd) en meer in het bijzonder op de opbouw
van de bekostiging van de materiële instandhouding.
Nu de ICT-bekabeling in dezelfde kabelgoten wordt aangelegd als de elekticiteits- en
telefoonbedrading, vermag de rechtbank ten slotte niet in zien waarom verweerder uit
pragmatische redenen wel extra stopcontacten, kabelgoten en grotere groepenkasten via het bouwkrediet pleegt te vergoeden, maar niet de ICT-bekabeling en de patchkast.
Bovenstaande brengt met zich dat de kosten ten behoeve van de ICT-infrastructuur moeten
worden aangemerkt als nieuwbouwkosten die ten laste komen van het bouwkrediet.
Verweerder heeft derhalve ten onrechte een bedrag van € 30.000,-- in mindering gebracht op
de door eiseres aangeleverde stichtingskosten.
Hierdoor berust het bestreden besluit op een ondeugdelijke motivering en het komt dan ook
voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit op
bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij zal verweerder tevens een
beslissing dienen te nemen op het verzoek om vergoeding van de in de bezwaarfase
gemaakte kosten van rechtsbijstand.
2.5 De rechtbank ziet in de vernietiging van het bestreden besluit aanleiding verweerder
te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep heeft
moeten maken. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, zoals dat luidde
tot 1 oktober 2009, kent de rechtbank ter zake van verleende rechtsbijstand 2 punten toe,
waarbij een wegingsfactor van 1 wordt gehanteerd.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing
op bezwaar te nemen;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 288,-- aan eiseres voldoet;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,--,
ter zake van verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.S. de Vries, voorzitter, en mrs. Tj. Gerbranda en
E.J.J.M. Weyers, leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar
uitgesproken op 16 december 2009.