ECLI:NL:RBZUT:2010:BN4848

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460423-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Boerwinkel
  • Kleinrensink
  • Van der Mei
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in een strafzaak met medeverdachte

Op 24 augustus 2010 heeft de Rechtbank Zutphen een tussenvonnis gewezen in de strafzaak tegen verdachte A, met parketnummer 06/460423-09. Dit tussenvonnis volgde op het onderzoek dat plaatsvond tijdens de terechtzitting op 10 augustus 2010. De raadsman van verdachte A, mr. Morra, heeft tijdens deze zitting aangevoerd dat medeverdachte B in zijn verklaring ter terechtzitting meer ontlastend heeft verklaard dan in zijn eerdere verklaring voor de rechter-commissaris. De raadsman verzocht de rechtbank om het proces-verbaal van de terechtzitting van medeverdachte B toe te voegen aan het dossier van verdachte A. De officier van justitie steunde dit verzoek. De rechtbank heeft besloten om het verzoek toe te wijzen en het proces-verbaal van medeverdachte B te voegen in het dossier van verdachte A.

De rechtbank heeft verder overwogen dat, gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 1 februari 1994, een zorgvuldige afweging van de bewijsmiddelen vereist dat medeverdachte B alsnog als getuige ter terechtzitting wordt gehoord. Daarom heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd geschorst. De rechtbank heeft ook bevolen dat zowel verdachte A als getuige B op een nader te bepalen zitting moeten worden opgeroepen. Tevens is bepaald dat de zaken van verdachte A en medeverdachte B gelijktijdig behandeld moeten worden, gezien de onderlinge samenhang.

De beslissing van de rechtbank is genomen door de rechters M. Boerwinkel (voorzitter), Kleinrensink en Van der Mei, en is uitgesproken in het openbaar. De griffier, mr. Demmers, was aanwezig maar kon het vonnis niet mede ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/460423-09
Uitspraak d.d. 24 augustus 2010
tegenspraak / onip
TUSSENVONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats op 1990]
wonende te [plaats, adres].
raadsman: mr. Morra, advocaat te Amsterdam
Onderzoek van de zaak
Dit tussenvonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 augustus 2010.
Beoordeling door de rechtbank
Tijdens de beraadslaging is de rechtbank gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. Het volgende is daartoe van belang.
De raadsman heeft ter terechtzitting gesteld dat de medeverdachte [medeverdachte B] in diens verklaring ter terechtzitting (in zijn gelijktijdig, maar niet gevoegd behandelde strafzaak) in meer detail dan bij de rechter-commissaris voor verdachte ontlastend heeft verklaard. De raadsman heeft de rechtbank daarom verzocht het proces-verbaal van de terechtzitting in de zaak van [medeverdachte B] te voegen in het dossier van verdachte. De raadsman heeft daarbij meegedeeld dat hij, indien de rechtbank dit verzoek zou toewijzen, afziet van een verzoek tot het horen van [medeverdachte B] als getuige ter terechtzitting in de zaak van verdachte, aangezien de verdediging na diens ([medeverdachte B]s) verklaring ter terechtzitting geen vragen (meer) heeft aan [medeverdachte B]. Op de vraag of de belangen van de verdediging zouden worden geschaad, in het geval het verzoek van de raadsman zou worden toegewezen, nu bij het volstaan met het voegen van het proces-verbaal niet de gelegenheid zou bestaan de medeverdachte [medeverdachte B] ter zitting als getuige vragen te stellen, heeft de raadsman ontkennend geantwoord. Indien het verzoek tot voeging van bovengenoemd proces-verbaal níet zou worden toegewezen, heeft de raadsman verzocht [medeverdachte B] ter terechtzitting te horen als getuige in de zaak van verdachte.
De officier van justitie heeft zich aangesloten bij het verzoek van de raadsman om het proces-verbaal van de terechtzitting in de (gelijktijdig behandelde maar niet gevoegde) zaak van medeverdachte [medeverdachte B] te voegen in het dossier van verdachte.
De rechtbank heeft het verzoek ter zitting toegewezen, in die zin dat het proces-verbaal van de terechtzitting in de (gelijktijdig behandelde maar niet gevoegde) zaak van medeverdachte [medeverdachte B] wordt gevoegd in het dossier van verdachte.
Vervolgens heeft de raadsman bij pleidooi een beroep gedaan op het arrest van de Hoge Raad van 1 februari 1994, NJ 1994, 427, op grond waarvan volgens de raadsman voor het bewijs dient te worden uitgegaan van de verklaring die medeverdachte [medeverdachte B] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd en niet van zijn aanvankelijke - voor verdachte belastende - verklaringen.
De rechtbank is, gelet op de voormelde uitspraak van de Hoge Raad, alles afwegend en zonder vooruit te willen lopen op de waardering van de bewijsmiddelen, ambtshalve van oordeel dat een zorgvuldige weging van de bewijsmiddelen in de zaak van verdachte eist dat medeverdachte [medeverdachte B] alsnog ter terechtzitting wordt gehoord als getuige in de zaak van verdachte. De rechtbank zal daartoe het onderzoek heropenen en de behandeling van de zaak schorsen voor onbepaalde tijd. Tevens zal de rechtbank de oproeping van verdachte en van de getuige [medeverdachte B] bevelen tegen een nader te bepalen terechtzitting, met kennisgeving daarvan aan de raadsman.
Gelet op de onderlinge samenhang van de zaak van verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte B] (in wiens zaak eveneens een tussenvonnis wordt gewezen) en de huidige stand van het onderzoek, zal de rechtbank bepalen dat de zaken van verdachte en diens medeverdachte op eenzelfde zitting dienen te worden aangebracht.
Beslissing
De rechtbank:
* heropent het onderzoek en schorst dit voor onbepaalde tijd;
* beveelt de oproeping van verdachte tegen de nader te bepalen terechtzitting, met kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
* beveelt de oproeping van de getuige [getuige], thans verblijvende in het Huis van Bewaring Doetinchem te Doetinchem, tegen de nader te bepalen terechtzitting;
* bepaalt dat de zaak van verdachte tegelijk met de zaak van de medeverdachte [medeverdachte B] (parketnummer 460422-09) dient te worden aangebracht.
Aldus gewezen door mrs. Boerwinkel, voorzitter, Kleinrensink en Van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 augustus 2010.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.