ECLI:NL:RBZWB:2013:CA3773
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Onterecht opgelegde naheffingsaanslagen loonheffing aan BV met Poolse vennoten
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 april 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een BV, die vennoot was van een klussenbedrijf in de rechtsvorm van een vennootschap onder firma (vof) met uitsluitend Poolse vennoten, en de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslagen loonheffing die aan de BV waren opgelegd, onterecht waren. De rechtbank stelde vast dat er wel degelijk sprake was van dienstbetrekkingen van de Poolse werknemers, maar dat de vader van de directeur-grootaandeelhouder (dga) van de BV inhoudingsplichtig was. Dit leidde tot de conclusie dat de naheffingsaanslagen niet aan de BV konden worden opgelegd.
De rechtbank verklaarde de beroepen van de BV gegrond en vernietigde de uitspraken op bezwaar, de naheffingsaanslagen, boetebeschikkingen en heffingsrentebeschikkingen. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de BV, die op € 693 werden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur het door de BV betaalde griffierecht van € 310 moest vergoeden.
De rechtbank behandelde ook de verzoeken om immateriële schadevergoeding vanwege de lange duur van de procedure, maar oordeelde dat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeerde dat de bezwaarschriften tijdig waren ontvangen en dat de termijn van twee jaar voor de behandeling van het beroep niet was overschreden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen werd medegedeeld dat zij binnen zes weken hoger beroep konden instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.