Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
“Uw rechtbank is tot die aanhouding echter niet bereid geweest.”. De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige dossiers bij de rechtbank geen verzoeken om aanhouding zijn binnengekomen, zodat de rechtbank ook geen beslissing dienaangaande heeft hoeven nemen. De rechtbank heeft ook het nader stuk van belanghebbende niet opgevat als een verzoek om aanhouding, nu in dat stuk enkel wordt verwezen naar aanhoudingsverzoeken bij “diverse rechtbanken” en dergelijke verzoeken de rechtbank in de onderhavige dossiers niet bekend zijn.
“in de gevallen waarin artikel 1, eerste lid, onderdeel a of b, van toepassing is”) dient dit voorschrift in samenhang te worden gelezen met deze in artikel 1, eerste lid, opgenomen bepalingen. Aangezien de in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, na
“dan wel”opgenomen zinsnede reeds naar de tekst ervan specifiek ziet op andere categorieën belastingplichtigen dan exploitanten van een kansspelautomaat en de zinsnede vóór
“dan wel”zonder onderwerp is geformuleerd, dient op grond van een wetssystematische uitleg de conclusie te luiden dat de laatstbedoelde zinsnede het belastbare voorwerp omschrijft voor de in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, vermelde exploitant van een kansspelautomaat.
“dan wel”opgenomen zinsnede op haar van toepassing is, niet slagen. De inspecteur heeft terecht de verschuldigde kansspelbelasting berekend over het verschil tussen de in de onderhavige tijdvakken ontvangen inzetten en de ter beschikking gestelde prijzen. Ook het tarief van 29%, waarop zowel de aangiften als de naheffingsaanslagen zijn gebaseerd, is juist toegepast. Van de door belanghebbende gestelde brutering van het kansspelbelastingtarief is geen sprake.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;