ECLI:NL:RBZWB:2014:5669

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2014
Publicatiedatum
12 augustus 2014
Zaaknummer
2575735-CV EXPL 13-10200
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.L.L. Poeth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde na overname door de bewindvoerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting [eiseres] en [gedaagde], waarbij de bewindvoerder van [gedaagde] als formele procespartij het geding heeft overgenomen. De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van € 4.066,54 tot en met april 2014. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand is ontstaan door instabiliteit in het inkomen van [gedaagde], die onder bewind is gesteld. De bewindvoerder heeft aangegeven dat er een aanvraag voor een uitkering is ingediend en dat er een schuldhulpverleningstraject is gestart.

De kantonrechter heeft overwogen dat, ondanks de nieuwe situatie van [gedaagde], de huurachterstand zodanig is dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd zijn. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres tot ontbinding van de huurovereenkomst toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis. Tevens is de bewindvoerder veroordeeld om de ontruiming te gedogen.

De rechter heeft de eiseres voor het overige niet ontvankelijk verklaard in haar vordering tegen [gedaagde] en de bewindvoerder in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de bewindvoerder en de gevolgen van huurachterstanden in het kader van bewindvoering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
Tilburg
zaak/rolnr.: 2575735 CV EXPL 13-10200
vonnis d.d. 23 juli 2014
inzake
de stichting Stichting [eiseres],
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: GGN Brabant Gerechtsdeurwaarders te Tilburg,
tegen
[voornaam] [gedaagde],
wonende te[adres 1],
gedaagde,
procederend in persoon
en
[bewindvoerder],
kantoorhoudende te[adres 2],
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [voornaam][gedaagde],
gedaagde,
schriftelijk procederend.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] respectievelijk [gedaagde] en [bewindvoerder].

1.Het verdere verloop van het geding

De verdere procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis in deze zaak van 26 maart 2014, met de daarin genoemde processtukken;
b. de akte uitlating van [eiseres] van 23 april 2014, tevens akte vermeerdering van eis;
c. het faxbericht van [bewindvoerder]. van 22 april 2014 en haar akte van 15 mei 2014;
d. de antwoordakte van 21 mei 2014 van de zijde van [eiseres].
De inhoud van deze stukken kan als hier overgenomen en ingelast worden beschouwd.

2.De verdere beoordeling

2.1
Verwezen wordt naar voormeld tussenvonnis, bij de inhoud waarvan wordt volhard. Daarbij is [eiseres] conform de daarin genoemde uitspraak van de Hoge Raad van 7 maart 2014 in de gelegenheid gesteld de bewindvoerder bij aangetekend schrijven in het geding te roepen. Bij akte van 23 april 2014 heeft [eiseres] vervolgens aangevoerd dat zij [bewindvoerder]. bij aangetekend schrijven van 28 maart 2014 heeft opgeroepen te verschijnen op de rolzitting van 23 april 2014. [eiseres] heeft voorts haar vordering vermeerderd tot een bedrag van € 4.066,54 aan huurachterstand tot en met april 2014. [eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij enkel onder verband van een vonnis en mits de lopende huren worden betaald, bereid is in overleg met de [bewindvoerder]. de mogelijkheden van een reële betalingsregeling te onderzoeken.
2.2
Bij brief van 22 april 2014 heeft [bewindvoerder]. bericht dat [gedaagde] op 7 maart 2014 onder bewind is gesteld. De huurachterstand is ontstaan door instabiliteit in het inkomen. Volgens de [bewindvoerder]. bevindt het dossier zich in de opstartfase en zal zodra er inkomen is aan [eiseres] dan wel aan haar gemachtigde een aanbod worden gedaan om de achterstand in te lopen. Inmiddels is een aanvraag om uitkering WWB bij de gemeente ingediend en in behandeling genomen. Ten slotte zal [gedaagde] worden aangemeld bij de gemeente Tilburg voor een schuldhulpverleningstraject.
2.3
In aansluiting op voornoemde brief heeft de [bewindvoerder]. bij akte van 15 mei 2014 aangevoerd dat de gemeente Tilburg aan [gedaagde] een WWB uitkering heeft verstrekt. De huur wordt rechtstreeks ingehouden op de uitkering. [bewindvoerder]. wil graag in gesprek met de gemachtigde van [eiseres] om te bekijken wat de mogelijkheden voor het treffen van een betalingsregeling zijn. Met het oog daarop verzoekt zij om aanhouding van de zaak.
2.4
Bij antwoordakte heeft [eiseres] gesteld dat [bewindvoerder]. de vordering niet heeft betwist.
De kantonrechter overweegt als volgt.
2.5
De kantonrechter stelt voorop dat [bewindvoerder]. in rechte is verschenen en het geding als formele procespartij heeft overgenomen. Om die reden dient [eiseres] alsnog niet ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering jegens [gedaagde], behoudens ten aanzien van het hierna volgende.
2.6
Vaststaat dat na de benoeming van [bewindvoerder]. tot bewindvoerder, op de bestaande huurschuld nog niets is afgelost. Naar de kantonrechter begrijpt houdt dat verband met de instabiele inkomenssituatie van [gedaagde]. Waar sprake is van een oplopende huurachterstand, acht de kantonrechter het begrijpelijk dat [eiseres] naast betaling ook vast houdt aan ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming, te meer nu zij zelf wel steeds aan haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, namelijk het beschikbaar stellen van woonruimte, heeft voldaan. Daarom blijft overeind staan, zoals ook reeds bij tussenvonnis van 26 maart 2014 is overwogen, dat de mate waarin [gedaagde] achterstallig is gebleven met de betaling van huurpenningen zodanig is dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Dat geldt te meer nu de huurachterstand verder is opgelopen. Dat de situatie zich aan de zijde van [gedaagde] inmiddels heeft gestabiliseerd maakt dat niet anders. De tussen [eiseres] en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst zal daarom worden ontbonden en [gedaagde] zelf zal, nu het hier een persoonlijke uit de verbintenis voortvloeiende verplichting betreft, worden veroordeeld tot ontruiming. Voor zover die ontruiming, zo [gedaagde] daarmee in gebreke mocht blijven, via de deurwaarder plaats vindt zal, aangezien in dat geval het huurrecht van [gedaagde] als vermogensobject in het geding is en haar goederen waarover bewind is ingesteld raakt, [bewindvoerder]. worden veroordeeld deze te gehengen en te gedogen (zie in dit verband ook Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 14 februari 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BV6096 en 24 juni 2012, ECLI:NL:GHSHE:2014:1883). Ten aanzien van die ontruiming verwijst de kantonrechter overigens naar hetgeen hierna in 2.8 wordt overwogen.
2.7
[bewindvoerder]. heeft, nadat haar na inventarisatie duidelijk was geworden wat de positie van [gedaagde] was, gesteld dat zij onder meer aan de gemeente heeft verzocht de huur voortaan rechtstreeks op de uitkering van [gedaagde] in te houden, zodat de lopende huren weer kunnen worden betaald. Met de instelling van een meerderjarigenbewind is aldus een nieuwe situatie ontstaan die de kans op nieuwe huurachterstanden vermindert. [bewindvoerder]. ziet overigens wel in dat er met betrekking tot de bestaande huurachterstand actie dient te worden ondernomen om tot inlossing te komen. Hoewel dit standpunt/die houding alleszins verdedigbaar is ziet de kantonrechter toch onvoldoende aanleiding om met het oog daarop de zaak aan te houden.
2.8
Uit de bereidheid van [eiseres] tot het in overleg met [bewindvoerder]. treffen van een betalingsregeling, zij het onder verband van vonnis, leidt de kantonrechter af dat [eiseres] bereid is executiemaatregelen, derhalve ontruiming, achterwege te laten op voorwaarde dat de lopende huurtermijnen worden voldaan en een reële betalingsregeling voor de ontstane achterstand wordt getroffen én wordt nagekomen.
2.9
Het gevorderde bedrag aan huurachterstand van € 4.066,54 kan als niet weersproken worden toegewezen. Dat geldt ook voor de medegevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 181,50 en de wettelijke rente van € 2,29 alsmede de gevorderde na april 2014 verschuldigde schadevergoedings- /gebruiksvergoedingstermijnen gerelateerd aan de huidige huurprijs. De door [gedaagde] zelf op 5 juni 2014 aan de griffier gezonden mails inhoudende dat via de gemeente Tilburg nog huurbetalingen hebben plaatsgevonden laat de kantonrechter buiten beschouwing. [eiseres] heeft zich daarover immers niet meer kunnen uitlaten. Het spreekt vanzelf dat indien [eiseres] na haar akte van 23 april 2014 nog betalingen mochten hebben bereikt, deze in mindering strekken op de hiervoor vermelde bedragen. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat de veroordeling tot betaling [bewindvoerder]. uiteraard niet persoonlijk raakt doch slechts in haar hoedanigheid. [gedaagde] blijft in deze de materiele (proces-)partij en uit haar vermogen dient de betaling te geschieden.
2.1
Nu [gedaagde] in gebreke is gebleven met de tijdige voldoening van de huurpenningen en [eiseres] aanleiding heeft gegeven haar in rechte te betrekken dient [bewindvoerder]. te worden verwezen in de kosten van het geding. De proceskosten worden tot nu toe begroot op een bedrag van € 917,79, bestaande uit € 94,79 aan dagvaardingskosten, € 448,-- aan griffierecht en € 375,- aan salaris gemachtigde van [eiseres]. Ook hiervoor geldt hetgeen in 2.9 in de twee laatste zinnen is overwogen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de tussen [eiseres] en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst betreffende de woning c.a., staande en gelegen te Tilburg aan de Salesianenstraat 287 te Tilburg;
veroordeelt [gedaagde] om genoemde woning binnen twee weken na de betekening van dit vonnis met al de haren en het al het hare te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen en veroordeelt [bewindvoerder]. voor zoveel nodig om voormelde ontruiming te gehengen en te gedogen;
verklaart [eiseres] voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering tegen [gedaagde];
veroordeelt [bewindvoerder]. voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen:
- een bedrag van € 4.250,33 aan huur tot en met april 2014 (inclusief buitengerechtelijke kosten en verschenen rente), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.521,15 vanaf 20 november 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- een bedrag van € 509,69 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] de woning na april 2014 niet ter beschikking van [eiseres] heeft gesteld, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, telkens vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt [bewindvoerder]. in de kosten van het geding aan de zijde van [eiseres] gevallen en tot deze uitspraak begroot op € 917,79;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.L.L. Poeth, en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2014.