ECLI:NL:RBZWB:2014:618
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Geen dwangsom bij niet tijdig beslissen over informatieverzoek inzake buitenlandse bankrekeningen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd gekregen over de jaren 2001 tot en met 2009, met daarbij boeten van 100% van de nagevorderde belasting. De inspecteur had een informatiebeschikking opgelegd in verband met vermeende buitenlandse bankrekeningen van de belanghebbende, gebaseerd op informatie van een tipgever. De belanghebbende was in kort geding veroordeeld om informatie te verstrekken over deze bankrekeningen, maar had dit nagelaten.
De rechtbank oordeelde dat het beroep van de belanghebbende wegens niet tijdig doen van uitspraak ongegrond was. De vertraging bij het doen van uitspraken op bezwaar kon aan de belanghebbende worden toegerekend, waardoor de termijn voor het doen van uitspraken op bezwaar van rechtswege was opgeschort. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende prematuur beroep had ingesteld tegen het uitblijven van beslissingen op bezwaar, aangezien de termijn voor het doen van uitspraken op bezwaar nog niet was verstreken. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en heeft de uitspraak openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank, waarbij de indiener kan verzoeken om gehoord te worden over het verzet.