Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
De heer [A] is reeds vanaf 2001 bij ons in dienst.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen. De belanghebbende, die in 2003 een eenmanszaak dreef onder de naam [BV], ontving een naheffingsaanslag omdat hij geen aangiften loonbelasting had ingediend voor het jaar 2003. De inspecteur stelde dat de belanghebbende loon had uitbetaald aan een werknemer, [A], zonder de vereiste belasting in te houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een dienstbetrekking tussen de belanghebbende en [A], en dat de inspecteur voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de belanghebbende in gebreke was gebleven bij het voldoen aan zijn administratieve verplichtingen. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat de boete van 25% die de inspecteur had opgelegd, gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en wees op de mogelijkheid voor de belanghebbende om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.