4.4.3Het oordeel van de rechtbank
4.4.3.1
Algemeen
Verdachte heeft diverse bedrijven gehad. Vanaf 11 februari 1998 tot en met 31 mei 2011 was hij eigenaar van de eenmanszaak [naam 14] Vanaf 27 mei 2011 tot 1 januari 2013 was hij de bestuurder/enig aandeelhouder van [naam 14] . Van 1 januari 2013 tot 23 december 2013 is hij eigenaar geweest van de eenmanszaak [naam 14] Op 2 januari 2015 heeft verdachte de eenmanszaak [naam 29] op zijn naam ingeschreven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel.
In de periode vanaf 2002 is een groot aantal meldingen gedaan van ongebruikelijke transacties in het kader van de Wet Melding Ongebruikelijke Transacties en de Wet ter voorkoming van Witwassen en Financieren van Terrorisme over verdachte en zijn ondernemingen. Deze meldingen en verkregen CIE-informatie zijn voor de politie aanleiding geweest om het onderzoek Apollo op te starten. De resultaten van dit onderzoek hebben geleid tot tenlastelegging van gewoontewitwassen en valsheid in geschrift.
De officieren van justitie hebben zich in hun requisitoir op het standpunt gesteld dat de hele autohandel als witwassen moet worden gezien omdat het kapitaal daarvoor via witwassen is verkregen en sprake is van vermenging en vervolgprofijt. Dit standpunt valt echter niet goed te rijmen met de wijze waarop het witwassen is tenlastegelegd. In de tenlastelegging is immers - naar de rechtbank aanneemt bewust - een groot aantal individuele transacties opgenomen en niet een verdenking dat de gehele autohandel als witwassen moet worden gezien. De rechtbank gaat daarom voorbij aan dit standpunt en zal de tenlastelegging per onderdeel beoordelen.
4.4.3.2
Toetsingskader witwassen
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van witwassen vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp van enig misdrijf afkomstig is.
Voor het bewijs van een vermoeden van witwassen kan gebruik worden gemaakt van zogenaamde witwastypologieën. Dit zijn min of meer objectieve kenmerken die, naar de ervaring heeft geleerd, duiden op het witwassen van opbrengsten van misdrijven.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden (HR 27 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT4094; HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0787; HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2471 en HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:194). De rechtbank zal achtereenvolgens de tenlastegelegde witwashandelingen bespreken.
4.4.3.3
Een geldbedrag van 140.000 euro (lening van [naam 30]
Standpunten
De officieren van justitie zijn van mening dat nergens uit blijkt dat sprake is geweest van een reële overeenkomst. Uitgebreid onderzoek naar de opgegeven legale herkomst heeft geen bevestiging van het bestaan daarvan opgeleverd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een schriftelijke leningsovereenkomst, er vond een aflossing plaats en ook zijn de overeengekomen, marktconforme rentes daadwerkelijk betaald. Tevens is de identiteit van de geldverstrekker bekend en de lening is opgenomen in de administratie van verdachte. De Belastingdienst is ermee akkoord gegaan.
Geldverstrekker [naam 30] heeft verklaard dat de verstrekte lening zijn oorsprong vindt in een erfenis alsmede in schenkingen van zijn vader. Het verificatieonderzoek van het openbaar ministerie is summier en gebrekkig geweest.
Vermoeden van witwassen
In de bedrijfsadministratie van verdachte is een overeenkomst aangetroffen betreffende een geldlening tussen [naam 30] , geldgever, en verdachte, geldnemer, gedateerd 2 januari 2007 waarin is opgenomen dat [naam 30] een geldbedrag van € 140.000,= leent aan verdachte en waarbij verder is overeengekomen dat het bedrag ineens en uiterlijk op 2 januari 2012 wordt terugbetaald tegen een rente van 6%. Volgens de administratie heeft de aflossing van de lening in 2010 in delen per kas (contant) plaatsgevonden. In de jaarstukken van de belastingjaren 2007 tot en met 2009 is de lening opgenomen als een onderhandse geldlening van [naam 30] . Uit gegevens van de Belastingdienst is verder gebleken dat [naam 30] vanaf 1 januari 2007 tot en met 2013 geen looninkomsten of een uitkering heeft genoten. Evenmin is in die periode door hem vermogen opgebouwd.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het bedrag van € 140.000,= contant van [naam 30] heeft ontvangen. Er stond weinig zekerheid tegenover. Het geleende bedrag is volgens verdachte ook weer contant teruggegeven aan [naam 30] .
Beoordeeld moet worden of het bedrag van misdrijf afkomstig was, zoals is tenlastegelegd.
Er is sprake geweest van een groot bedrag dat in contanten over is gegaan van [naam 30] naar verdachte. Het is een feit van algemene bekendheid dat het overdragen van dergelijke grote contante geldbedragen en het voorhanden hebben van dergelijke bedragen een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich meebrengt. De rechtbank is van oordeel dat dat ook voor de autohandel geldt. Verder is sprake van de verstrekking van een grote lening door een private persoon in plaats van een financiële instelling, hetgeen ongebruikelijk is en eveneens een indicatie voor witwassen vormt. De overeenkomst is ook uiterst summier. Zo ontbreken elementen die gebruikelijk zijn bij dergelijke grote leningen, een zekerheidstelling is niet opgenomen, voorwaarden voor opeisbaarheid en een passage over andere kredieten en inzicht in de financiële positie van de leningnemer ontbreken eveneens. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden van dien aard zijn dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat dit geldbedrag uit misdrijf afkomstig was. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst daarvan.
Deugdelijke verklaring
Zowel [naam 30] als verdachte heeft verklaard dat een gedeelte van het geld afkomstig is van een door [naam 30] ontvangen erfenis van een oma uit Engeland. De erfenis zou geregeld zijn via een notariskantoor in Engeland. Verder zou [naam 30] geld hebben gekregen uit het bouwbedrijf van zijn vader. Verdachte heeft hierover ter zitting verder verklaard dat [naam 30] in die periode verslaafd was aan cocaïne en daarom zijn geld aan hem in beheer heeft gegeven. Verdachte mocht dat geld ook gebruiken.
Het openbaar ministerie heeft onderzoek laten verrichten naar het bestaan van een erfenis. Uit dat onderzoek is niet gebleken dat [naam 30] ooit een erfenis heeft ontvangen. De door verdachte genoemde notaris heeft Interpol niet kunnen traceren. Bewijs voor het bestaan van een erfenis ligt er dan ook niet. Dat er een dergelijke hoge erfenis is geweest acht de rechtbank ook niet aannemelijk. In 2009 heeft [naam 30] zijn woning gedwongen moeten verkopen omdat hij de hypothecaire schuld niet langer kon betalen. Als hij al de beschikking had over een dergelijk hoog bedrag, dan had hij dat gewoon terug kunnen vragen om de verkoop van zijn woning te voorkomen. Daarbij komt dat [naam 30] ook nog heeft verklaard dat hij verdachte pas vanaf de zomer 2008 kent, terwijl de lening al dateert van 2 januari 2007.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een deugdelijke verklaring voor een legale herkomst van het geldbedrag ontbreekt. De rechtbank is daarom van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag een legale herkomst heeft. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een bedrag van € 140.000,=.
4.4.3.4
Een geldbedrag van 150.000 euro (lening van [naam 31] )
Standpunten
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat [naam 31] niet over het vermogen beschikte om een dergelijke lening te verstrekken. Daarbij komt dat [naam 31] op 1 februari 2007 al was uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. De persoon die getekend zou hebben voor de leningsovereenkomst heeft verklaard dat hij niets van die lening afweet.
De verdediging heeft aangevoerd dat namens de geldverstrekker tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd, terwijl de verklaring van verdachte op diverse onderdelen wordt bevestigd.
Vermoeden van witwassen
In de bedrijfsadministratie van verdachte is een geldleningsovereenkomst aangetroffen. Bij die overeenkomst is door [naam 32] , vertegenwoordiger van [naam 31] , een geldlening verstrekt per 4 mei 2007 van € 150.000,= aan verdachte, waarbij verder is overeengekomen dat verdachte een rente verschuldigd is van 5,75% per jaar. De hoofdsom moet binnen een jaar zijn afgelost.
Naast deze overeenkomst is een kwitantie van [naam 31] aangetroffen in de bedrijfsadministratie. Volgens deze kwitantie heeft verdachte een bedrag van € 158.625,= (de hoofdsom, vermeerderd met de overeengekomen rentevergoeding) contant terugbetaald.
[naam 32] heeft verklaard dat hij de hem getoonde geldleningsovereenkomst en kwitantie niet kent. De handtekeningen zijn niet van hem. Verder heeft hij verklaard dat hij verdachte niet kent.
In de jaarstukken van zijn onderneming over 2007 heeft verdachte een onderhandse geldlening van [naam 31] opgenomen voor een bedrag van € 150.000,= welk bedrag volgens de jaarstukken in 2008 geheel zou zijn afgelost.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hem een bedrag van € 150.000,= is geleend en dat er voor deze lening geen zekerheid is gesteld. Het bedrag heeft hij contant gekregen en het is contant door hem terugbetaald.
Ook ten aanzien van deze geldlening geldt dat sprake is van een groot bedrag dat in contanten over is gegaan van een geldverstrekker naar verdachte. Hiertegenover stond geen zekerheid. Verder is sprake van de verstrekking van een grote lening door een niet-financiële instelling. Ook deze leningsovereenkomst was erg summier. Zoals hiervoor al is overwogen, is het een feit van algemene bekendheid dat het overdragen van dergelijke grote contante geldbedragen en het voorhanden hebben van dergelijke bedragen een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich meebrengt. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden van dien aard zijn dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat dit geldbedrag uit misdrijf afkomstig was. Van verdachte mag dus verlangd worden dat hij een verklaring geeft voor de herkomst daarvan.
Deugdelijke verklaring
Verdachte heeft hierover verklaard dat hem door [naam 33] van het bedrijf [naam 31] gezegd is dat hij een hypotheek zou kunnen krijgen voor zijn woonwagen. Omdat er op zijn woonwagen geen chassisnummer stond kon de hypotheek uiteindelijk niet verstrekt worden, terwijl verdachte al wel een aantal verzekeringen had afgesloten bij [naam 31] . Om hem tegemoet te komen, is verdachte toch een geldlening verstrekt van genoemd bedrag. Alles ging contant.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet aannemelijk, met name gelet op de verklaring van getuige [naam 32] en gelet op de omstandigheid dat [naam 31] ten tijde van het aangaan van de overeenkomst op 3 mei 2007 al was uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel (per 1 februari 2007). Ook getuige [naam 33] is geconfronteerd met deze geldleningsovereenkomst. Hij heeft verklaard dat deze overeenkomst hem niets zegt. Verder wordt vastgesteld dat de handtekening onder het proces-verbaal van verhoor van [naam 32]niet overeenkomt met de handtekening van [naam 32] onder de geldleningsovereenkomst. en dus vermoedelijk vervalst zij.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een deugdelijke verklaring voor een legale herkomst van het geldbedrag ontbreekt. Daarom kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat dit geldbedrag een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een bedrag van € 150.000,= heeft witgewassen.
4.4.3.5
Een geldbedrag van 125.000 euro (lening van [naam 34]
Standpunten
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat van een bestendige zakelijke relatie tussen [naam 34] en verdachte geen sprake lijkt te zijn. Evenmin is er een zekerheid gesteld tegenover deze lening die een jaar later contant terugbetaald zou zijn. Naar de opvattingen van de officieren van justitie kan het niet anders zijn dan dat dit ook een witwasconstructie betreft.
De verdediging heeft aangevoerd dat [naam 35] destijds een gevierd zakenman was, die over voldoende inkomen beschikte. Verdachte heeft met betrekking tot deze lening nog aangegeven dat hij het geleende bedrag per bank heeft ontvangen.
Vermoeden van witwassen
In de bedrijfsadministratie is een akte van geldlening aantroffen, gesloten tussen verdachte als debiteur en [naam 34] als crediteur. Overeengekomen is dat aan verdachte een bedrag van € 125.000,= wordt geleend tegen een rente van 9% per jaar. De betaling van het bedrag zal plaatsvinden op 1 mei 2010. Uit ontvangen bankafschriften van de ABN AMRO Bank blijkt dat op een rekening ten name van verdachte op 6 april 2010 een bedrag van € 50.000,= is ontvangen, op 7 april 2010 een bedrag van € 50.000,= en op 8 april 2010 nog een bedrag van € 25.000,=. Dit betreft ontvangsten van rekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van [naam 35] . De omschrijving van de overboekingen is "lening [Verdachte] . Uit de bankafschriften blijkt tevens dat er vanaf april 2010 tot en met 7 juni 2011 maandelijks een bedrag van € 937,50 wordt overgemaakt naar de bankrekening [rekeningnummer 2] van [naam 35]
heeft hierover bij de rechter-commissaris verklaard dat het klopt dat sprake is geweest van een geldlening aan verdachte. Een onderpand of zekerheid voor de lening was er niet. [naam 35] heeft verklaard dat dat ook niet gebruikelijk is in de cultuur van woonwagenbewoners. Het geld is door verdachte contant terugbetaald.
Ten aanzien van deze geldlening overweegt de rechtbank dat weliswaar sprake is van een groot bedrag maar dit bedrag is via de bank, derhalve volledig controleerbaar, overgemaakt op de rekening van verdachte. Van een fictieve lening, zoals gesteld door de officieren van justitie, kan dan ook op voorhand niet gesproken worden. [naam 35] heeft bevestigd dat sprake is geweest van een geldlening omdat verdachte geld nodig had voor zijn autohandel. Er zijn ook geen indicaties dat [naam 35] niet over dit bedrag heeft kunnen beschikken. De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor aangehaalde omstandigheden niet van dien aard zijn dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat dit geldbedrag uit misdrijf afkomstig was.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er ten aanzien van deze geldlening geen bewijs is van witwassen.
4.4.3.6
Een geldbedrag van 200.000 euro (lening van [naam 1] )
Standpunten
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat [naam 1] niet over voldoende legale inkomsten beschikte om een dergelijke lening te kunnen verstrekken. Verdachte wist dat [naam 1] een crimineel leven leidde en hij wist dat [naam 1] in de verdovende middelen zat. Geld aannemen van [naam 1] staat gelijk aan het verwerven van geld afkomstig uit misdrijf.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verstrekte lening grotendeels uit een erfenis van [naam 1] afkomstig is en dat hij deze erfenis in 2006 in delen gestort heeft gekregen op zijn bankrekening. De lening is afgelost met geld, afkomstig van een lening verstrekt door [naam 28]
Vermoeden van witwassen
Bij verdachte is een leningsovereenkomst aantroffen, gedateerd 1 december 2010, tussen verdachte en [naam 1]. [naam 1] en verdachte zijn daarbij overeengekomen dat aan verdachte een bedrag van € 200.000,= wordt geleend voor een periode van maximaal 5 jaar. Het bedrag dient uiterlijk 1 december 2015 terugbetaald te zijn. Verder zijn zij overeengekomen dat per jaar een rente wordt betaald van € 12.000,=.
Controle door de Belastingdienst van de beschikbare gegevens van [naam 1] leidde tot de conclusie dat [naam 1] de lening niet aan verdachte verstrekt kon hebben. Van [naam 1] was geen looninkomen, vermogen of andere bron van inkomsten bekend. Tegenover de controlerend ambtenaar van de Belastingdienst had [naam 1] verklaard dat hij een erfenis had gehad van zijn opa en hiervan een bedrag van € 200.000,- had uitgeleend aan verdachte. Bij navraag bij de afdeling erf- en schenkbelasting bleek dat [naam 1] vanaf 1 januari 1996 tot en met 23 augustus 2013 geen erfenis had ontvangen.
Verder bleek dat [naam 1] antecenten had ter zake van vermogensdelicten (waaronder witwassen) en overtredingen van de Opiumwet.
In de bedrijfsadministratie van verdachte is de lening van [naam 1] op 24 februari 2012 middels een contante betaling van € 200.000,= als aflossing ingeboekt. Op diezelfde dag werd een contante ontvangst ingeboekt van een lening ter grootte van hetzelfde bedrag, afkomstig van [naam 28] . In 2011 werd maandelijks een bedrag van € 1.000,= contant betaald aan [naam 1] .
Door [naam 1] is verklaard dat hij de lening contant heeft verstrekt aan verdachte. De rente werd door verdachte eveneens contant betaald. Verklaard is verder door [naam 1] dat het bedrag door verdachte in termijnen en contant is terugbetaald.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat er voor deze lening geen zekerheid was gesteld en dat hij het bedrag contant heeft ontvangen en ook weer contant heeft afgelost.
Ook ten aanzien van deze geldlening geldt dat sprake is van een groot bedrag dat in contanten over is gegaan van [naam 1] naar verdachte. Ook hiertegenover stond geen zekerheid, de leningsovereenkomst was uiterst summier en het voorhanden hebben van dergelijke bedragen brengt een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich mee. Verder betreft het ook hier een zeer grote lening door een private persoon in plaats van een financiële instelling. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden van dien aard zijn dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat dit geldbedrag uit misdrijf afkomstig was, zodat van verdachte verlangd mag worden dat hij een verklaring geeft voor de herkomst daarvan.
Deugdelijke verklaring
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting verklaard dat hij op een gegeven moment bij [naam 1] thuis kwam toen daar twee belastingambtenaren zaten. Daar hoorde hij dat [naam 1] 4 ton had liggen. Verdachte heeft toen aangegeven dat hij de helft wel wilde lenen. Over de herkomst van het geld van [naam 1] heeft hij verklaard dat [naam 1] ongeveer 7 ton had geërfd van zijn opa. Omdat de belastingambtenaren er zelf bij zaten, is het niet bij verdachte opgekomen dat het geld misschien van drugshandel afkomstig kon zijn. Zoals hiervoor al aangegeven, heeft [naam 1] de verklaring van verdachte dat het geld afkomstig was uit een erfenis, bevestigd.
De rechtbank acht de verklaringen van zowel [naam 1] als verdachte ongeloofwaardig. Het openbaar ministerie heeft onderzoek laten verrichten naar het bestaan van een erfenis. Bij onderzoek door de Belastingdienst in Nederland (erf- en schenkbelasting) blijkt niet dat sprake is geweest van een erfenis door [naam 1] in de periode van 1 januari 1996 tot en met 23 augustus 2013. Naar aanleiding van een rechtshulpverzoek zijn door de Belgische autoriteiten gegevens beschikbaar gesteld. [naam 1] en zijn partner [naam 4] hebben diverse bankrekeningen in België. Uit de analyse van deze bankrekeningen blijkt evenmin dat er een erfenis van € 600.000,= is ontvangen door [naam 1] .
Ter zitting is door de verdediging gewezen op uit België afkomstige bankafschriften (pagina 6374 e.v.) waaruit blijkt dat [naam 1] in totaal € 490.000,= contant heeft gestort en dat hij dus ook de beschikking heeft gehad over een groot geldbedrag dat uitgeleend kon worden.
Met de verdediging kan de rechtbank vaststellen dat inderdaad grote geldbedragen contant zijn gestort op de rekeningen van [naam 1] , echter de herkomst van dat geld blijkt op geen enkele wijze. Uit niets blijkt dat dit geld afkomstig is uit een erfenis. Daarbij komt dat, zoals hiervoor is overwogen, geen legale inkomstenbron van [naam 1] bekend is en dat verdachte ervan op de hoogte was dat [naam 1] zijn geld verdiende met criminele activiteiten als ‘wiethokken’en ‘het tillen van mensen’.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een deugdelijke verklaring voor een legale herkomst van het geldbedrag ontbreekt. De rechtbank is daarom van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een geldbedrag van € 200.000,= heeft witgewassen.
4.4.3.7
Een geldbedrag van 200.000 euro (lening van [naam 28]
Standpunten
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor zover het de geldlening van [naam 28] betreft.
De verdediging heeft gesteld dat [naam 28] uit hoofde van zijn autodealerschap de beschikking had over grote contante geldbedragen. Met het geld, afkomstig uit de geldlening van [naam 28] , kon verdachte de lening van [naam 1] aflossen. Van witwassen is geen sprake.
Vermoeden van witwassen
Op 24 februari 2012 zijn verdachte en [naam 28] volgens een in de administratie van verdachte aangetroffen (handgeschreven) overeenkomst, een geldlening overeengekomen. Daarbij is afgesproken dat verdachte een bedrag van € 200.000,= leent van [naam 28] en dat dit bedrag uiterlijk 24 februari 2013 wordt terugbetaald tegen een rente van 5%. Op 24 februari 2012 heeft [naam 28] het bedrag in 400 coupures van € 500,= aan verdachte gegeven. Dit bedrag is ook vermeld op de grootboekkaart van de kas van [naam 14] over 2012. De rente, een bedrag van € 10.000,= is betaald op 25 februari 2013. De overeenkomst is op die datum verlengd tot 24 februari 2014.
[naam 28] heeft hierover verklaard dat hij de lening contant heeft verstrekt aan verdachte. Waar het geld vandaan kwam weet hij niet. [naam 28] heeft verder aangegeven dat alles contant is terugbetaald.
Verdachte heeft hierover ter zitting verklaard dat hij het geld contant, 400 x € 500,=, heeft ontvangen. Tegenover deze geldlening stond geen zekerheid.
Ook hiervoor geldt weer dat sprake is geweest van een groot bedrag dat in contanten over is gegaan van [naam 28] naar verdachte. Hiertegenover stond geen enkele zekerheid, ook geen kentekenplaten, zoals verdachte ter zitting heeft verklaard. Ook hier was weer sprake van een summiere geldleningsovereenkomst en bestonden veiligheidsrisico’s ten aanzien van het voorhanden hebben van een dergelijk contant bedrag. Daarbij komt dat het een feit van algemene bekendheid is dat briefjes van 500 euro in het normale betalingsverkeer zelden voorkomen en vooral gebruikt worden in het criminele circuit. Verder betreft het ook hier een zeer grote lening door een private persoon in plaats van een financiële instelling. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden van dien aard zijn dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat dit geldbedrag uit misdrijf afkomstig was. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst daarvan.
Deugdelijke verklaring
Een deugdelijke verklaring over de legale herkomst van het geld is door of namens verdachte niet gegeven. De stelling dat [naam 28] over voldoende contanten kon beschikken is daartoe onvoldoende. De rechtbank is van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een geldbedrag van € 200.000,= heeft witgewassen.
4.4.3.8
Een geldbedrag van in totaal 107.500 euro (leningen [naam 36] )
Standpunten
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de leningen zakelijk gezien zeer onwaarschijnlijk zijn met een onbegrijpelijk hoog rendement en dat midden in een periode van financiële crisis.
De verdediging heeft aangevoerd dat de politie eraan voorbijgaat dat volgens de onderliggende overeenkomsten “rente” niet de beloningsvorm was, maar dat de lening (mede) werd verstrekt op basis van winstdeling. De leningen werden aangegaan met het oog op de aankoop van (schade)voertuigen en daarbij werd 50% van de beoogde verkoopwinst als provisie betaald. [naam 36] heeft deze gang van zaken bevestigd.
Vermoeden van witwassen
In de administratie van verdachte zijn 6 leningen opgenomen voor een totaalbedrag van € 107.500,=, verstrekt door [naam 14] aan [naam 36]:
Op 30 maart 2007 is een lening verstrekt aan [naam 36] van € 15.000,=. Deze lening is terugbetaald op 15 mei 2007, vermeerderd met een rente en winstdeling van 50% , € 7.500,=, voor een periode van 46 dagen.
Op 21 augustus 2007 is een lening verstrekt aan [naam 36] van € 15.000,=. Deze lening is terugbetaald op 28 september 2007, vermeerderd met een rente en winstdeling van 50%, € 7.500,=, voor een periode van 38 dagen.
Op 19 oktober 2007 is een lening verstrekt aan [naam 36] van € 20.000,=. Deze lening is terugbetaald op 7 december 2007, vermeerderd met een rente en winstdeling van 50%, € 10.000,=, voor een periode van 49 dagen.
Op 5 februari 2008 is een lening verstrekt aan [naam 36] van € 20.000,=. Deze lening is terugbetaald op 25 maart 2008, vermeerderd met een rente en winstdeling van 50%, € 10.000,= voor een periode van 48 dagen.
Op 21 juli 2008 is een lening verstrekt aan [naam 36] van € 20.000,=. Deze lening is terugbetaald op 5 september 2008, vermeerderd met een rente en winstdeling van 50%, € 10.000,= voor een periode van 46 dagen.
Op 3 november 2008 is nog een lening verstrekt aan [naam 36] van € 17.500,=. Deze lening is terugbetaald op 8 december 2008, vermeerderd met een rente en winstdeling van 43%, € 7.500,= voor een periode van 35 dagen.
Verdachte heeft hierover verklaard dat er door hem van te voren een handgeschreven briefje werd opgesteld waarop hij aangaf welk bedrag er was uitgeleend. Verdachte denkt dat de leningsovereenkomsten achteraf zijn opgemaakt.
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat verdachte volgens zijn administratie grote geldbedragen voorhanden heeft gehad en heeft uitgeleend. Betalingen met betrekking tot deze lening verliepen telkens contant. Een zekerheidstelling dat er terugbetaald zou worden, was er niet. Daarnaast merkt de rechtbank op dat een rente of winstdeling van 50% zeer ongebruikelijk is, ook in de autohandel.
Beoordeeld moet vervolgens worden of genoemde geldbedragen van misdrijf afkomstig waren.
Er is sprake geweest van forse geldbedragen die in contanten zijn overgegaan van verdachte naar [naam 36] . Hiertegenover stond geen enkele zekerheid. Verdachte is zelf opgetreden als financieringsinstelling hetgeen voor hem zeer ongebruikelijk is. Wat nog ongebruikelijker is, is de enorme hoge rente die door verdachte in rekening is gebracht en waarmee [naam 36] blijkbaar akkoord is gegaan. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden van dien aard zijn dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat de geldbedragen uit misdrijf afkomstig waren. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst daarvan.
Deugdelijke verklaring
Een deugdelijke verklaring over de herkomst van het geld heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet gegeven. De verklaring van verdachte ter zitting dat het “gewoon handel” was acht de rechtbank ongeloofwaardig, met name gelet op de uitzonderlijk hoge rente en winstdeling. [naam 36] weet niet meer hoe de leningen verlopen zijn. Het heeft er alle schijn van dat deze “leningen” zijn gebruikt om geld wit te wassen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen die geleend zijn aan [naam 36] en waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte genoemde geldbedragen voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat deze onmiddellijk of middellijk uit misdrijf afkomstig waren. Daarmee is sprake van witwassen van € 107.500,=.
4.4.3.9
Een personenauto Mercedes kenteken [kenteken 1] en/of een geldbedrag van 11.500 euro
Standpunten
De officieren van justitie hebben slechts opgemerkt dat de afpersing van deze auto witwassen van een door eigen misdrijf verkregen goed zou kunnen opleveren. Dat is echter niet het geval omdat die auto al weer is doorverkocht door verdachte.
De verdediging heeft, onder verwijzing naar het pleidooi in het onderzoek Zalm, benadrukt dat de verklaring van getuige [naam 2] , dat de verkoop van deze Mercedes onder afpersing zou zijn gebeurd, volstrekt ongeloofwaardig is.
Oordeel rechtbank
In de bedrijfsadministratie van verdachte is een inkoopverklaring aangetroffen, gedateerd 28 september 2013, betreffende een verkoop door [naam 13] aan [naam 14] van een Mercedes CLS 500, kenteken [kenteken 1] voor een bedrag van € 11.500,=. Verdachte heeft dit voertuig verkregen door middel van afpersing. De rechtbank verwijst hiervoor verder naar de hiervoor onder “Onderzoek Zalm” opgenomen bewijsoverwegingen.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat het voorwerp, de Mercedes [kenteken 1] , afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf (vgl. HR 14 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:222 en HR 16 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2001). De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van dit voertuig sprake is van witwassen nu verdachte tevens een gedraging heeft verricht die gericht is geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. In de administratie van verdachte is een factuur aangetroffen, afkomstig van [naam 14] , gericht aan [naam 15] . Verdachte heeft deze Mercedes op 1 oktober 2013 weer doorverkocht aan [naam 12] voor een bedrag van € 13.500,=. [naam 12] heeft verklaard dat hij genoemd voertuig heeft gekocht van verdachte. Met het doorverkopen van het voertuig heeft verdachte de criminele herkomst hiervan verhuld.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van dit voertuig of het bedrag van € 11.550,=.
4.4.3.10
[naam 37]
•
Een personenauto BMW kenteken [kenteken 3] en/of een geldbedrag van 23.000 euro
•
Een personenauto Opel kenteken [kenteken 4] en/of een geldbedrag van 4.000 euro
•
Een personenauto Porsche kenteken [kenteken 5] en/of een geldbedrag van 13.000 euro
•
Een personenauto Volkswagen Golf kenteken [kenteken 6] en/of een geldbedrag van 6.000 euro
•
Een personenauto Volkswagen Golf kenteken [kenteken 7] en/of een geldbedrag van 22.500 euro
•
Een personenauto Mercedes kenteken [kenteken 8] en/of een geldbedrag van 2.250 euro
•
Een personenauto Lancia kenteken [kenteken 9] en/of een geldbedrag van 2.250 euro
•
Een personenauto Mercedes kenteken [kenteken 10] en/of een geldbedrag van 7.500 euro
•
Een personenauto BMW kenteken [kenteken 11] en/of een geldbedrag van 5.000 euro
•
Een personenauto Ssangyong kenteken [kenteken 12] en/of een geldbedrag van 9.500 euro
•
Een personenauto Mercedes kenteken [kenteken 13] en/of een geldbedrag van 8.000 euro
•
Een personenauto Rexton kenteken [kenteken 12] en/of een geldbedrag van 5.000 euro
•
Een personenauto Audi A8 kenteken [kenteken 14] en/of een geldbedrag van 6.000 euro
•
Een personenauto BMW kenteken [kenteken 11] en/of een geldbedrag van 2.250 euro
Standpunten
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het er niet toe doet of [naam 38] die auto’s wel of niet heeft verkocht of gekocht, dan wel heeft gehuurd. Is dat wel het geval, dan geldt dat die transacties deel uitmaken van het witwasmodel van verdachte. Mocht [naam 38] niet betrokken zijn bij de transacties dan heeft verdachte weten te verhullen wie de werkelijke eigenaar/huurder was en zich op die manier schuldig gemaakt aan witwassen.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [naam 38] en [naam 24] met elkaar onverenigbaar zijn. Door de politie is verzuimd onderzoek te doen met wie de vorige of de opvolgende tenaamgestelden zaken hebben gedaan. Dit had uitsluitsel kunnen geven over het feitelijk eigendom van de auto’s in de periode dat [naam 38] de tenaamgestelde was.
Vermoeden van witwassen
Dit betreft in totaal 14 auto’s die zijn verkocht aan, gekocht van of verhuurd aan [naam 38]
In de administratie van [naam 14] zijn 3 facturen aangetroffen die zien op de verkoop van een BMW, kenteken [kenteken 3] , voor een verkoopprijs van € 23.000,=, een Opel, kenteken [kenteken 4] , voor een verkoopprijs van € 4.000,= en een Porsche, kenteken [kenteken 46] , voor een prijs van € 13.000,=.
Verder zijn volgens de bedrijfsadministratie 7 personenauto’s door [naam 38] verkocht aan verdachte, te weten een Volkswagen Golf, kenteken [kenteken 6] , voor een bedrag van € 6.000,=, een Volkswagen Golf kenteken, [kenteken 7] , voor een bedrag van € 22.500,=, een Mercedes, kenteken [kenteken 8] , voor een bedrag van € 2.250,=, een Lancia, kenteken [kenteken 47] , voor een bedrag van € 2.250,=, een Mercedes, kenteken [kenteken 10] , voor een bedrag van € 7.500 euro, een BMW, kenteken [kenteken 11] , voor een bedrag van € 5.000,= en een Ssangyong, kenteken [kenteken 12] , voor een bedrag van € 9.500,=.
Tenslotte zijn in de administratie van [naam 14] facturen aangetroffen met betrekking tot de verhuur van 4 personenauto’s door verdachte aan [naam 38] , te weten een Mercedes, kenteken [kenteken 13] , voor een totaalbedrag van € 8.000,=, een Rexton, kenteken [kenteken 12] , voor een totaalbedrag van € 5.000,=, een Audi A8, kenteken [kenteken 14] , voor een totaalbedrag van € 6.000,= en een BMW, kenteken [kenteken 48] , voor een totaalbedrag van € 2.250,=.
Met betrekking tot deze voertuigen heeft [naam 38] verklaard dat hij nog nooit van [naam 14] heeft gehoord en dat het niet zijn handtekening is die op de facturen staat. Deze auto’s heeft hij nooit in zijn bezit gehad. Wel heeft hij auto’s op zijn naam gezet voor [naam 24] . [naam 24] heeft hierover verklaard dat het zou kunnen dat hij auto’s op naam van [naam 38] heeft gezet.
Beoordeeld moet worden of genoemde voertuigen of bedragen van misdrijf afkomstig waren, zoals is tenlastegelegd. Het is de rechtbank gebleken dat betalingen met betrekking tot de aankoop, verkoop of verhuur van deze personenauto’s blijkens de facturen veelal contant verliepen. Nu het gaat om grote bedragen aan contant geld vormt dit, zoals hiervoor is overwogen, een indicatie voor witwassen. Omdat het de rechtbank bekend is dat in de autohandel waarin verdachte actief was, vaker voorkomt dat grotere bedragen contant worden betaald, acht zij contante betaling bij de tenlastegelegde autotransacties niet zonder meer voldoende om een vermoeden van witwassen te rechtvaardigen, maar dient dit te worden beoordeeld in samenhang met andere feiten en omstandigheden die op witwassen kunnen wijzen. In dit geval stelt de rechtbank vast dat [naam 38] aangegeven heeft van niets te weten. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden van dien aard zijn dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat deze voertuigen of bedragen uit misdrijf afkomstig waren. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst daarvan.
Deugdelijke verklaring
Verdachte heeft met betrekking tot de autohandel tussen hem en [naam 38] en [naam 24] verklaard dat hij de genoemde voertuigen heeft verkocht, gekocht of verhuurd aan [naam 38] en/of [naam 24] en dat hij alles heeft verantwoord in zijn administratie. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij de betreffende auto’s ook daadwerkelijk in zijn bezit heeft gehad; “spookauto’s” kunnen niet verkocht worden. Verder is het volgens verdachte onmogelijk om met iemand anders rijbewijs een auto te laten overschrijven.
Ten aanzien van deze voertuigen heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat de administratie van verdachte op dit punt niet juist is. De rechtbank is van oordeel dat onduidelijk is in hoeverre deze voertuigen fictief zijn vermeld in de administratie van verdachte. Waar de witwashandeling dan exact in gelegen is, is de rechtbank niet duidelijk.
Niet gebleken is dat onderzoek is verricht in de administratie van [naam 38] en [naam 24] . De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de administratie van verdachte en gelet op zijn verklaring, het op de weg van het openbaar ministerie had gelegen daar nader onderzoek naar te verrichten. Nu dit is verzuimd kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat sprake is van witwassen voor zover het betreft de handel in auto’s met [naam 38] .
Van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt verdachte dan ook vrijgesproken.
4.4.3.11
Een personenauto Mercedes kenteken [kenteken 15] en/of een geldbedrag van 22.500 euro
Standpunten
De verdediging heeft zicht op het standpunt gesteld dat [naam 1] dit voertuig door ruiling heeft verkregen van [naam 39] , die op dat moment eigenaar van de auto was, dit met het vooruitzicht dat hij de auto direct aan verdachte kwijt kon. De auto is door verdachte ten behoeve van zijn vader wel degelijk gekocht van [naam 1] en ook het vermelde aankoopbedrag is juist.
Vermoeden van witwassen
Op 30 april 2011 heeft [naam 1] een Mercedes C180, kenteken [kenteken 15] verkocht aan [naam 14] voor een prijs van € 22.500,=. Uit informatie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: RDW) volgt dat dit voertuig in de periode van 29 april 2011 tot
2 mei 2011 op naam heeft gestaan van [naam 39] en vanaf laatstgenoemde datum op naam van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij dit voertuig heeft gekocht van [naam 1] en kort daarna weer heeft verkocht aan zijn vader. Verder heeft verdachte verklaard dat hij weet dat [naam 1] zijn geld verdiende met wiethokken.
Zoals hiervoor reeds overwogen, was er bij de Belastingdienst van [naam 1] geen looninkomen, vermogen of andere bron van inkomsten bekend. Verdachte heeft bekend dit voertuig gekocht te hebben, terwijl hij wist dat [naam 1] zijn geld verdiende met criminele activiteiten als ‘wiethokken’ en ‘het tillen van mensen’. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis hiervan vastgesteld worden dat het voertuig door [naam 1] moet zijn gekocht met geld afkomstig van misdrijf. Door vervolgens een dergelijk voertuig te kopen maakt de koper zich schuldig aan witwassen.
Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze auto en/of een geldbedrag van € 22.500,= heeft witgewassen.
4.4.3.12
Een personenauto Chrysler kenteken [kenteken 16] en/of een geldbedrag van 16.500 euro
Standpunten
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dit voertuig heeft ingekocht bij [naam 12] en via [naam 24] aan [naam 38] heeft verhuurd. Vervolgens heeft verdachte dit voertuig verkocht aan de [naam 40] . Dit wordt bevestigd door RDW-gegevens. Naar de opvatting van de verdediging kan het dan ook niet anders zijn dan dat de administratie van [naam 12] niet klopt.
Vermoeden van witwassen
In de administratie van [naam 14] is een factuur aangetroffen betreffende de aankoop van een Chrysler, kenteken [kenteken 16] , voor een bedrag van € 16.500,=. Volgens die factuur zou de verkoper [naam 15] zijn. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij dit voertuig heeft gekocht van [naam 12]. Deze factuur en de verklaring van verdachte vinden echter geen steun in de verklaring van [naam 12] . Nadat [naam 12] ermee geconfronteerd was dat er in zijn administratie geen verkoopfactuur betreffende dit voertuig was aangetroffen, heeft hij verklaard dat het voertuig mogelijk was verkocht aan een ander, omdat blijkens zijn administratie het voertuig op 6 februari 2010 verkocht zou zijn voor een bedrag van € 18.000,=. In het RDW-register is vermeld dat de auto op 11 februari 2010 is overgegaan van [naam 15] naar [naam 38] en vervolgens op 1 april 2010 naar [naam 40][naam 40]
Beoordeeld moet worden of dit voertuig of bedrag van misdrijf afkomstig was. Het betreft hier opnieuw een groot bedrag aan contant geld. De rechtbank stelt vast dat [naam 12] aangegeven heeft van niets te weten. Verder is de rechtbank gebleken dat de administratie van verdachte niet correspondeert met de administratie van [naam 12] en evenmin correspondeert met het RDW-register. Deze omstandigheden brengen naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat dit voertuig of bedrag uit misdrijf afkomstig was. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst daarvan.
Deugdelijke verklaring
Verdachte heeft verklaard dat de administratie van [naam 12] niet op orde was en dat [naam 12] keer op keer fouten maakte. Verdachte vermoedt dat hij het voertuig tussentijds aan [naam 38] heeft verhuurd waardoor dit voertuig op naam is gesteld van [naam 38] . Ter zitting heeft verdachte uitgelegd dat wie zonder verzekering bij hem een auto huurt, de auto moet laten overschrijven op zijn/haar naam.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte op dit punt niet geloofwaardig, nu deze verklaring op geen enkele wijze steun vindt in enig ander bewijsmiddel. Een deugdelijke verklaring over de legale herkomst van het voertuig of geld is door of namens verdachte hiermee niet gegeven. De rechtbank is van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voertuig/geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van dit voertuig of het bedrag van € 16.500,=.
4.4.3.13
Een personenauto Porsche kenteken [kenteken 17] en/of een geldbedrag van 27.250 euro
Standpunten
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de administratie van verdachte op dit punt juist is. Aanvankelijk was de auto verkocht aan [naam 2] maar deze heeft verklaard dat de koop later door hem ontbonden is, waarna [naam 12] de auto aan verdachte heeft verkocht. Verdachte heeft dit voertuig later weer verkocht aan [naam 1] , hetgeen wordt bevestigd door het RDW-register.
Vermoeden van witwassen
In de administratie van verdachte is een handgeschreven factuur aangetroffen afkomstig van [naam 15] gedateerd 5 juli 2010 betreffende de verkoop van een Porsche Cayenne Turbo, kenteken [kenteken 17] voor een bedrag van € 27.250,=. Dit voertuig is, volgens een aangetroffen verkoopfactuur, door [naam 14] op 17 augustus 2010 weer verkocht aan [naam 1] voor een bedrag van € 30.000,=. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij deze Porsche aan [naam 1] heeft verkocht.
[naam 12] heeft over deze transactie verklaard dat hij niet weet waarom er in zijn administratie geen verkoopfactuur aan [naam 14] is aangetroffen. Wel is in zijn administratie een verkoopfactuur betreffende dit voertuig aangetroffen, gericht aan [naam 41] en gedateerd 5 juni 2018. Dit bedrijf is eigendom van [naam 2] . [naam 2] heeft verklaard dat het klopt dat hij dit voertuig van [naam 12] heeft gekocht, maar dat hij het voertuig heeft teruggegeven toen hij bemerkte dat het voertuig mogelijk 100.000 km meer had gelopen.
De verklaring van verdachte dat de Porsche later is verkocht aan [naam 1] vindt steun in de verklaring van [naam 1] . Hij heeft verklaard dat hij van [naam 14] deze Porsche heeft gekocht en dat de auto op dat moment op naam stond van [naam 12] , hetgeen overeenkomt met de RDW-gegevens.
De rechtbank is van oordeel dat de administratie van verdachte ten aanzien van deze auto lijkt te kloppen. Nu uit het dossier het tegendeel niet blijkt bestaat er geen vermoeden van witwassen en wordt verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
4.4.3.14
Een personenauto Mercedes kenteken [kenteken 18] en/of een geldbedrag van 41.000 euro
Standpunten
Door de verdediging is aangevoerd dat niet vertrouwd kan worden op de juistheid van de administratie van [naam 12] . Betalingen van de Audi [kenteken 18] (in de tenlastelegging ten onrechte aangeduid als Mercedes) zijn in de kasadministratie van [naam 12] niet terug te vinden, terwijl verdachte heeft verklaard dat hij dit voertuig wel degelijk bij [naam 12] heeft gekocht en vervolgens weer heeft verkocht aan [naam 42] , hetgeen wordt bevestigd door RDW-gegevens. Van een vermoeden van witwassen kan derhalve geen sprake zijn.
Vermoeden van witwassen
In de administratie van verdachte is een verkoopfactuur aangetroffen, afkomstig van [naam 15] , gericht aan [naam 14] , gedateerd 8 december 2013 betreffende de verkoop van een Audi A8, kenteken [kenteken 18] , voor een bedrag van € 41.000,=. Op 13 december 2013 is dit voertuig door [naam 14] weer verkocht voor een bedrag van € 45.000,= aan [naam 42] In de administratie van [naam 12] is omtrent de verkoop van deze Audi geen factuur aangetroffen.
Uit gegevens van de RDW blijkt dat de Audi vanaf 10 december 2013 op naam heeft gestaan van verdachte en vanaf 16 december 2013 op naam van [naam 30] , die eigenaar was van het bedrijf [naam 42]
Ter zitting heeft verdachte hierover verklaard dat hij de auto van [naam 12] heeft gekocht en dat de auto vervolgens via hem naar [naam 42] is gegaan.
De rechtbank is van oordeel dat de administratie van verdachte lijkt te kloppen. Nu uit het dossier het tegendeel niet blijkt (het enkele ontbreken van een factuur in administratie van [naam 12] is daarvoor onvoldoende) bestaat er geen vermoeden van witwassen en wordt verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
4.4.3.15
[naam 43]
•
Een bestelauto Opel Combo kenteken [kenteken 19] en/of een geldbedrag van 1750 euro
•
Een bedrijfsauto Mitsubishi kenteken [kenteken 20] en/of een geldbedrag van 19.000 euro
•
Een personenauto Mercedes kenteken [kenteken 21] en/of een geldbedrag van 49.000 euro
•
Een personenauto Mercedes kenteken [kenteken 22] en/of een geldbedrag van 39.000 euro
•
Een personenauto Bentley kenteken [kenteken 23] en/of een geldbedrag van 50.000 euro
•
Een personenauto Mercedes kenteken [kenteken 24] en/of een geldbedrag van 50.000 euro
•
Een personenauto Porsche Panamera kenteken [kenteken 25] en/of een geldbedrag van 82.500 euro
Standpunten
De officieren van justitie hebben gesteld dat [naam 44] en [naam 45] ontkennen de auto’s te hebben gekocht, met uitzondering van de Opel Combo. Het is volstrekt onwaarschijnlijk dat een transportbedrijf met 5 oproepkrachten deze auto’s zou aanschaffen, laat staan dat zij of het bedrijf daar het geld voor hebben.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [naam 1] de schakel is geweest tussen [naam 43] en [naam 14] . Verder is gewezen op tegenstrijdige verklaringen die zijn afgelegd door getuigen. Nader onderzoek door de recherche is achterwege gebleven.
Vermoeden van witwassen
In de bedrijfsadministratie van verdachte is een factuur van [naam 14] aangetroffen, gericht aan [naam 44] e/v [naam 45] betreffende de verkoop van een Opel Combo, kenteken [kenteken 19] , voor een bedrag van € 1.750,=. Op 30 oktober 2009 is dit bedrag per kas voldaan.
Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van deze auto geen sprake is van witwassen, nu door getuige [naam 45] is verklaard dat zij deze auto in gebruik hebben gehad. In zoverre wordt verdachte vrijgesproken.
In de administratie is een verkoopfactuur aangetroffen van [naam 14] gericht aan [naam 43] , gedateerd 23 november 2009 betreffende een verkoop van een Mitsubishi, kenteken [kenteken 20] voor een bedrag van € 19.000,=. Blijkens deze factuur is de aankoopprijs voldaan per kas.
Verder zijn nog de volgende verkoopfacturen aangetroffen:
- van [naam 14] , gericht aan [naam 44] , gedateerd 16 december 2009, betreffende de verkoop van een Mercedes CLS, kenteken [kenteken 21] , voor een bedrag van € 49.000,=, welk bedrag op genoemde datum per kas zou zijn betaald;
- van [naam 14] , gericht aan [naam 44] , gedateerd 26 juni 2010, betreffende de verkoop van een Mercedes, kenteken [kenteken 22] , voor een bedrag van € 39.000,=, welk bedrag op genoemde datum per kas zou zijn betaald;
- van [naam 14] , gericht aan [naam 43] , gedateerd 10 november 2010, betreffende de verkoop van een Bentley, kenteken [kenteken 23] , voor een bedrag van € 50.000,=, voldaan per kas op genoemde datum;
- van [naam 14] gericht aan [naam 43] , gedateerd 24 januari 2011, betreffende de verkoop van een Mercedes, kenteken [kenteken 24] , voor een bedrag van € 50.000,=, voldaan per kas op genoemde datum;
- van [naam 14] , gericht aan [naam 43] , gedateerd 5 december 2011, betreffende de verkoop van een Porsche Panamera, kenteken [kenteken 25] , voor een bedrag van € 82.500,=.
Door getuige [naam 44] , aandeelhouder van [naam 43] en daarmee ook vertegenwoordiger van [naam 43] is verklaard dat zij de administratie voert en dat de haar voorgehouden voertuigen haar niets zeggen, dat zij deze niet in haar bezit heeft gehad en dat zij de bedragen zoals vermeld op de nota’s nooit heeft betaald. Verder heeft zij verklaard dat zij verdachte en het bedrijf [naam 14] niet kent en nooit de wegenbelasting voor deze voertuigen heeft betaald. Bij de rechter-commissaris heeft [naam 44] nog verklaard dat zij geen van de auto’s ooit in het echt heeft gezien en dat haar ook niet is gevraagd of zij facturen wilde betalen. Er zijn in die periode door [naam 43] geen geldbedragen overgemaakt met betrekking tot deze auto’s.
Beoordeeld moet worden of genoemde voertuigen of bedragen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank stelt vast dat het transacties betreft waarmee grote bedragen aan contant geld zijn gemoeid. [naam 44] heeft aangegeven dat zij verdachte of [naam 14] niet kent, de facturen niet kent, de auto’s niet kent en nooit (contante) betalingen heeft gedaan met betrekking tot deze auto’s. Volgens de facturen, met uitzondering van de factuur met betrekking tot de Porsche Panamera, werden de betalingen contant verricht. De rechtbank stelt verder vast dat de aankoop van dergelijke, veelal exclusieve voertuigen, niet past in de bedrijfsvoering van [naam 43] . De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde omstandigheden van dien aard zijn dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat deze voertuigen of bedragen uit misdrijf afkomstig waren. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst daarvan.
Deugdelijke verklaring
Verdachte heeft verklaard dat hij [naam 44] en haar echtgenoot [naam 45] al heel lang kent en dat hij de auto’s zoals vermeld in de tenlastelegging aan hen heeft verkocht. De verkoop verliep via [naam 1] , die daar werkzaam was.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte op dit punt niet geloofwaardig. Tegenover zijn verklaring staan de verklaringen van de getuigen [naam 44] en [naam 45] . [naam 1] heeft hierover nog verklaard dat hij weliswaar voor [naam 44] en [naam 45] heeft gewerkt, maar dat hij niet meer weet dat er auto’s van verdachte via hem bij [naam 44] en [naam 45] terecht zijn gekomen. Hij heeft verder verklaard dat hij met die vrouw (de rechtbank begrijpt: getuige [naam 44] ) niets te maken heeft gehad.
De rechtbank stelt vast dat een deugdelijke verklaring over de legale herkomst van deze voertuigen/geldbedragen door of namens verdachte niet is gegeven. De rechtbank is daarom van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voertuigen/geldbedragen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van deze voertuigen of geldbedragen.
4.4.3.16
Valsheid in geschrift
Op grond van het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, zoals tenlastegelegd onder feit 4. Verdachte heeft de facturen valselijk opgemaakt en vervolgens in zijn administratie opgenomen.
4.4.3.17
Een personenauto Audi A8 kenteken [kenteken 14] en/of een geldbedrag van 15.000 euro
Standpunten
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verkoop van deze Audi door verdachte aan [naam 3] administratief helemaal klopt. De verklaring die [naam 3] over deze auto heeft afgelegd, acht de verdediging volstrekt ongeloofwaardig.
Vermoeden van witwassen
In de bedrijfsadministratie van verdachte is een nota aangetroffen van [naam 14] , gericht aan [naam 23] betreffende de verkoop van een Audi A8, kenteken [kenteken 14] , gedateerd 26 maart 2010. Het bedrag van deze nota zou op genoemde datum contant zijn betaald. [naam 3] , eigenaar van [naam 23] , heeft over deze Audi verklaard dat hij die nooit via een factuur van [naam 14] heeft gekocht en dat hij hiervan ook niets in zijn boekhouding heeft. Bij de rechter-commissaris heeft [naam 3] verklaard dat hij deze Audi voor ongeveer € 7.000,= heeft gekocht van [naam 1] en contant heeft betaald. Een factuur is daar niet van. Naar de tenaamstelling heeft hij niet gekeken.
Beoordeeld moet weer worden of genoemd voertuig of geldbedrag van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank stelt vast dat [naam 3] aangegeven heeft dat hij deze Audi niet van [naam 14] heeft gekocht. Verder wordt vastgesteld dat blijkens de factuur de verkoopprijs contant zou zijn betaald. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden van dien aard zijn dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat dit voertuig/bedrag uit misdrijf afkomstig was. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst daarvan.
Deugdelijke verklaring
Verdachte heeft aangegeven dat hij zelf jaren in deze Audi heeft gereden, dat hij deze heeft verkocht aan [naam 3] voor een bedrag van € 15.000,= en dat deze auto dat bedrag ook zeker waard was. [naam 3] heeft de Audi gekocht op naam van [naam 23] . De verklaring van [naam 3] dat hij de auto heeft gekocht van [naam 1] voor een bedrag van € 7.000,= kan niet kloppen.
Uit gegevens van de RDW volgt dat deze Audi van 18 november 2009 tot 4 december 2009 op naam van verdachte heeft gestaan. Daarna is het kenteken overgeschreven op naam van [naam 38] , waarna de Audi op 26 maart 2010 is overgeschreven op [naam 6] , de (voormalige) partner van [naam 3]
In de periode van 4 december 2009 tot 26 maart 2010 is de auto verhuurd geweest aan [naam 38] . Blijkens de verhuurovereenkomst heeft de verhuur plaatsgevonden zonder verzekering, onderhoud, reparatie en motorrijtuigenbelasting. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat de auto op naam van de huurder wordt overgeschreven indien een voertuig wordt gehuurd zonder verzekering. In dat geval blijft de verhuurder wel eigenaar. Na verhuur is de Audi verkocht aan [naam 23] en op naam gezet van [naam 6] . Deze verklaring komt overeen met de RDW-gegevens, in tegenstelling tot de verklaring van [naam 3] dat hij de auto heeft gekocht van [naam 1] . De administratie van [naam 3] en [naam 23] is niet onderzocht. Verder is niet onderzocht of de Audi daadwerkelijk zonder verzekering is gehuurd door [naam 38] . Dit brengt met zich dat de verklaring van verdachte juist zou kunnen zijn. Zonder nader onderzoek is dit niet te verifiëren. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat ten aanzien van deze Audi sprake is van witwassen. Verdachte wordt van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
4.4.3.18
Een personenauto Mercedes kenteken [kenteken 26] en/of een geldbedrag van 4.500 euro
Standpunten
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaring van de huurder, [naam 46] , om meerdere redenen niet geloofwaardig is en dat verzuimd is onderzoek te doen naar zijn verklaring.
Vermoeden van witwassen
In de bedrijfsadministratie van verdachte is een factuur aangetroffen gedateerd 26 juli 2012 betreffende de verhuur van een Mercedes C180 CDI, kenteken [kenteken 26] , aan [naam 46] . [naam 46] heeft hierover bij de politie verklaard dat hij nog nooit een auto heeft gehuurd en dat de handtekening op de huurovereenkomst niet van hem is. Verklaard is verder dat hij in 2012 wel eens gewerkt heeft bij [naam 47] . Daar heeft hij deze Mercedes wel eens gezien. Tijdens zijn tweede verhoor heeft hij aangegeven dat hij deze Mercedes meerdere keren heeft gebruikt. De sleutels van de auto lagen op kantoor in een laatje.
Verdachte heeft verklaard dat hij deze auto wel heeft verhuurd aan [naam 46] voor een bedrag van € 1.500,= per maand en dat contant werd betaald. De Mercedes was afgeleverd bij [naam 47] .
De rechtbank stelt vast dat [naam 46] ontkent dat hij de auto van [naam 14] heeft gehuurd. Verdachte daarentegen stelt dat de auto is verhuurd en contant is betaald. Deze tegenstrijdige verklaringen zijn van dien aard dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat dit voertuig/bedrag uit misdrijf afkomstig was. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst daarvan.
Deugdelijke verklaring
Tegenover de verklaring van verdachte staat de verklaring van [naam 46] . In eerste instantie heeft [naam 46] aangegeven dat hij nooit auto’s heeft gehuurd en dat hij geen huurovereenkomst met [naam 14] heeft gesloten. Na aandringen heeft [naam 46] aangegeven dat hij de auto wel op het terrein van [naam 47] heeft zien staan. Na nog langer aandringen heeft hij toegegeven dat hij gebruik heeft gemaakt van deze Mercedes. De rechtbank is van oordeel dat onderzoek gedaan had moeten worden naar de verklaringen van verdachte en [naam 46] . De handtekening van [naam 46] op de factuur had onderzocht kunnen worden en tevens had onderzoek gedaan kunnen worden of hij financieel in staat is geweest om dergelijke dure voertuigen te huren.
Nu dit is verzuimd kan niet wettig en overtuigend bewezen verklaard worden dat sprake is van witwassen voor zover het betreft de verhuur van deze Mercedes.
Van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt verdachte dan ook vrijgesproken.
4.4.3.19
[naam 48]
•
Een personenauto Volkswagen kenteken [kenteken 27] en/of een geldbedrag van 3.200 euro
•
Een personenauto Peugeot kenteken [kenteken 28] en/of een geldbedrag van 5.600 euro
•
Een personenauto Audi A6 kenteken [kenteken 29] en/of een geldbedrag van 800 euro
•
Een personenauto Mercedes kenteken [kenteken 22] en/of een geldbedrag van 2.000 euro
Standpunten
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat [naam 49] heeft verklaard auto’s gehuurd te hebben van [naam 30] en niet van verdachte of [naam 14] Gesteld is dat de auto’s onderdeel uitmaken van de voorraad van verdachte. Hoe ze zijn verhuurd is niet van belang. De opbrengst is vervolgprofijt van de auto’s die verdachte alleen heeft kunnen aanschaffen door zijn witwaspraktijken.
De verdediging heeft aangevoerd dat, wat er ook zij van de wijze van administreren door de huurder, de auto’s gewoon door [naam 48] zijn gehuurd van [naam 14] waarvoor betaald is. Dit wordt bevestigd door getuige [naam 30] . Van het voorwenden van omzet uit autoverhuur is ook hier absoluut geen sprake geweest.
Vermoeden van witwassen
In de bedrijfsadministratie van verdachte zijn 4 facturen aangetroffen die betrekking hebben op de verhuur van personenauto’s aan [naam 48] door [naam 14] , te weten:
- een Volkswagen Jetta, kenteken [kenteken 27] , gedateerd 9 oktober 2009, voor een periode van 12 maanden, betaling per 4 weken, voor een bedrag van € 750,=, waarbij is vermeld dat 4 periodes zijn betaald;
- een Peugeot 1007, kenteken [kenteken 28] , gedateerd 5 december 2009, voor een periode van 6 maanden, voor een bedrag van € 800,=, waarbij is vermeld dat 7 periodes zijn betaald;
- een Audi A6, kenteken [kenteken 29] , gedateerd 6 mei 2010, voor een periode van 12 maanden, voor een bedrag van € 800,=
- een Mercedes S320, kenteken [kenteken 22] , gedateerd 19 april 2010, voor een periode van 12 maanden, voor een bedrag van € 2.000,=.
Getuige [naam 49] is eigenaar geweest van [naam 48] Voor zijn 20 verkopers op de weg had hij auto’s nodig, die hij regelde via [naam 30] . Waar de auto’s vandaan kwamen, wist hij niet. Aan [naam 49] zijn de hiervoor genoemde facturen getoond, waarna hij verklaarde dat hij geen herinnering heeft aan deze documenten. De handtekening op de documenten is niet van hem. Hij heeft de documenten ook niet zelf ingevuld. Een Volkswagen Jetta heeft hij wel in gebruik gehad. Hij heeft ook de betaling voor die auto verricht. De ene keer betaalde hij contant, de andere keer via de bank.
De rechtbank stelt vast dat betalingen voor de huur van de auto’s (gedeeltelijk) contant is gegaan volgens de verklaring van [naam 49] . Verder wordt vastgesteld dat de handtekeningen op de verhuurdocumentenniet overeenkomen met de handtekening van [naam 49] onder zijn verklaringen dus vermoedelijk vervalst zijn. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden van dien aard zijn dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat deze voertuigen/bedragen uit misdrijf afkomstig waren. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst daarvan.
Deugdelijke verklaring
Verdachte heeft verklaard dat de huurbedragen per maand werden betaald en dat de voertuigen via [naam 30] werden verhuurd aan [naam 48] . [naam 30] was daarbij de tussenpersoon. [naam 30] was zowel een vriend van verdachte als van de eigenaar van [naam 48] . Verder heeft verdachte verklaard dat zijn administratie ook ten aanzien van deze voertuigen volledig en correct is.
[naam 49] heeft bij de rechter-commissaris verklaarddat het klopt dat hij een Peugeot 1007 in gebruik heeft gehad en dat dat net zo gegaan is bij de Volkswaren Jetta. Ook heeft hij een Audi A6 in gebruik gehad als vervanging. Een Mercedes S320 heeft hij samen met [naam 30] opgehaald. Verder is verklaard dat het zo kan zijn dat [naam 30] formulieren heeft ingevuld. Hij had toestemming om de huurcontracten voor auto’s te regelen.
Bij de politie heeft [naam 49] in detail verklaard over de hiervoor aangehaalde voertuigen.
Met betrekking tot de Volkswagen Jetta heeft hij aangegeven dat het weliswaar niet zijn handtekening is, maar dat auto’s regelen via [naam 30] wel heel erg gemakkelijk gaat. Over de prijs heeft hij aangegeven dat € 750,= wel een reëel bedrag is voor die auto. Desgevraagd heeft hij aangegeven ervan uit te gaan dat deze factuur ook in zijn eigen administratie zit.
De rechtbank is van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat ten aanzien van de Volkswagen Jetta sprake is van witwassen, nu de bedrijfsadministratie van verdachte overeen lijkt te komen met de verklaring van getuige [naam 49] . Daarbij komt dat volgens de factuur de auto 4 maanden is verhuurd en [naam 49] hierover heeft aangegeven dat hij ervan uit gaat dat ook dat correct is.
Van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt verdachte vrijgesproken.
Met betrekking tot de Peugeot 1007 heeft [naam 49] aangegeven dat hij zich deze auto goed kan herinneren en dat hij deze gehuurd heeft. Ook in zoverre lijkt de bedrijfsadministratie van verdachte te kloppen, zodat ook ten aanzien van dit voertuig niet vastgesteld kan worden dat sprake is van witwassen. Ook van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt verdachte derhalve vrijgesproken.
Anders ligt dat bij de Audi A6. Ten aanzien van dit voertuig heeft [naam 49] bij de rechter-commissaris verklaard dat hij dit voertuig twee weken in gebruik heeft gehad als vervangende auto.
Nu de verklaring van verdachte over dit voertuig en de factuur, inhoudende dat dit voertuig 12 maanden aan [naam 48] verhuurd zou zijn, op geen enkele wijze steun vindt in enig ander bewijsmiddel, is de rechtbank van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het bedrag waarvoor dit voertuig zou zijn verhuurd en waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden, zodat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van dit geldbedrag.
Ten slotte, voor zover het de verhuurde voertuigen aan [naam 48] betreft, de Mercedes [kenteken 22] Hierover heeft [naam 49] verklaard dat hij dit voertuig samen met [naam 30] heeft opgehaald bij verdachte. Verder is verklaard dat het bedrag, zoals vermeld op de factuur, klopt.
Ook in zoverre lijkt de bedrijfsadministratie van verdachte te kloppen zodat ook ten aanzien van dit voertuig niet vastgesteld kan worden dat sprake is van witwassen. Verdachte wordt dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
4.4.3.20
Een personenauto Mercedes kenteken [kenteken 24] en/of een geldbedrag van 14.944 euro
Standpunten
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat, wat er ook zij van de verklaring van [naam 1] met betrekking tot de hoogte van het huurbedrag, sprake is van witwassen door verdachte. Auto’s verkopen of verhuren aan [naam 1] is naar de opvatting van het openbaar ministerie witwassen, gelet op hetgeen verdachte zelf over [naam 1] heeft verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [naam 1] over de hoogte van het huurbedrag pertinente nonsens is omdat deze auto bij aanvang van de huur splinternieuw was. De huurprijs zoals vermeld op de factuur is zonder meer reëel. Dat [naam 1] de huurpenningen heeft voldaan met geld afkomstig van misdrijf, is gesteld noch gebleken en overigens ook niet aannemelijk.
Vermoeden van witwassen
In de bedrijfsadministratie van verdachte is een factuur aangetroffen van [naam 14] d.d. 8 juli 2010. Dit betreft een factuur die ziet op de verhuur voor een periode van 6 maanden van een Mercedes E200, kenteken [kenteken 24] aan [naam 1] voor een bedrag van € 2.499,=.
In het kasboek van [naam 14] is 7 x een bedrag geboekt van € 2.499,= onder vermelding van “kas” en “ [naam 1] huur (periode…)”. In totaal is dit € 17.493,=.
[naam 1] heeft over dit voertuig verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat de huurprijs zo hoog was, dat dat bijna niet kan en dat de huurprijs van € 2.499,= voor de gehele periode van 6 maanden moet zijn geweest.
Verdachte heeft verklaard dat de auto is verhuurd voor € 2.500,= per maand. Verder heeft verdachte verklaard dat hij weet dat [naam 1] zijn geld verdiende met wiethokken.
De rechtbank stelt vast dat volgens het kasboek betalingen voor de huur van deze auto contant zijn verlopen. Daarnaast is sprake van zeer hoge huur, uitgaande van de verklaring van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden van dien aard zijn dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat dit bedrag uit misdrijf afkomstig was. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst daarvan.
Deugdelijke verklaring
Een deugdelijke verklaring van verdachte ten aanzien van dit voertuig ontbreekt. Weliswaar kan niet vastgesteld worden dat alle boekingen (7 x € 2.499,=) fictief zijn opgenomen in het kasboek, wel kan vastgesteld worden dat verdachte huurpenningen heeft ontvangen van [naam 1] , wetende dat [naam 1] zijn geld verdiende met criminele activiteiten (‘wiethokken’ en ‘het tillen van mensen’). Door die huurpenningen aan te nemen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
4.4.3.21
Een geldbedrag van 45.000 euro afgedragen door [naam 2] en/of [naam 7]
Standpunten
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van een fictief dienstverband tussen [naam 7] en verdachte. [naam 7] had verdachte niet als werknemer geregistreerd staan. In de inbeslaggenomen administratie en gegevens van [naam 7] zijn ook geen gegevens aangetroffen over verdachte.
De verdediging heeft, onder verwijzing naar hetgeen is aangevoerd in het onderzoek Zalm, zoals hiervoor opgenomen, zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van een fictief dienstverband. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij hard heeft gewerkt voor [naam 7]
Oordeel rechtbank
Ten aanzien van de bewezenverklaring ter zake afpersing van een geldbedrag van € 45.000,= verwijst de rechtbank tevens naar hetgeen inzake het onderzoek Zalm is overwogen.
[naam 2] heeft verklaard dat hij maandelijks € 3.000,= betaalde aan verdachte als salaris. Tot eind 2014 heeft verdachte bij hem op de loonlijst gestaan. Diverse maandelijkse loonbetalingen, telkens een bedrag van € 3.000,= (een totaalbedrag van € 45.000,=), hebben plaatsgevonden van september 2013 tot december 2014. Tegenover die loonbetalingen stonden geen reële werkzaamheden. Verdachte bracht wel klanten aan voor [naam 7] maar hij heeft niet voor dat bedrag maandelijks gewerkt. Aan de klanten die door verdachte werden aangebracht, heeft [naam 2] niets overgehouden.
Verdachte stond in België ook niet ingeschreven bij de Dienst Toezicht Sociale Wetten.
Vastgesteld wordt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing van een bedrag van € 45.000,=. Dit bedrag is afkomstig uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van genoemd geldbedrag sprake is van witwassen, nu verdachte tevens een gedraging heeft verricht die gericht is geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dit geldbedrag. Immers verdachte heeft telkens de bedragen van € 3.000,= opgenomen in zijn administratieen als loon opgegeven bij de Belastingdienst, terwijl sprake was van een fictief dienstverband.
4.4.3.22
Een geldbedrag van 43.034,40 euro via/d.m.v. [naam 29]
Standpunten
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat sinds de overname van de zonnestudio door verdachte de omzet aanzienlijk is verhoogd, met name in het vierde kwartaal van 2015 en wanneer mensen uit de naaste kring van verdachte in de zonnestudio werkzaam waren. Dat extreem veel contante betalingen zijn gedaan, komt niet overeen met de verklaring van een van de medewerkers. Verder is in het laatste kwartaal van 2015 sprake van een overschrijding van de maximale capaciteit van de zonnestudio. Op een groot aantal dagen is een omzet gemaakt die met de beschikbare capaciteit niet kón worden gerealiseerd. De omzet is fictief verhoogd. Bovendien is alles wat verdachte heeft verdiend met zijn investering in de zonnestudio de vrucht van crimineel geld.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de recherche is uitgegaan van onvolledige gegevens, waardoor hun berekening niet bruikbaar is. Het aantal zonnebankbehandelingen per dag is structureel te laag vastgesteld. Verder gaat de recherche uit van een verkeerde veronderstelling dat per dag steeds slechts 1 medewerker de zonnestudio draaide. Door de verdediging is een theorie naar voren gebracht die verband houdt met het stroomverbruik. Daarnaast is een verweer gevoerd met betrekking tot de duur van een zonnebankbehandeling. Dat er in het vierde kwartaal van 2015 een hogere omzet is geweest wordt verklaard doordat er in de herfst- en wintermaanden meer kunstmatig gezond wordt. Een vermoeden van witwassen is dus niet te ontlenen aan de (hoogte van de) omzet van het vierde kwartaal.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er fictieve behandelingen in de administratie van [naam 29] zijn opgenomen.
Op 2 januari 2015 is verdachte eigenaar geworden van [naam 29] in Bergen op Zoom. Op 31 december 2015 is de onderneming verkocht en opgeheven.
Onderzoek is gedaan naar de bankafschriften van [naam 29] in het jaar 2015. De contante stortingen op de bankrekening bedroegen € 186.090,= en de pintransacties bedroegen € 64.537,55 (totaal € 250.627,55). Uit deze bijschrijvingen op de bankrekeningen werden alle zakelijke lasten betaald waaronder huur bedrijfspand, lease zonnebanken, energielasten en de loonbetalingen aan het personeel. De loonuitbetalingen die plaatsvonden naar verdachte en zijn directe familieleden en vrienden bedroegen € 51.668,34.
Uit onderzoek is verder naar voren gekomen dat ongeveer 75% van de betalingen door klanten contant werd gedaan en 25% van de klanten betaalde middels een pintransactie.
De totale omzet in 2015 bedroeg € 212.200,90waarvan 40,62% werd gerealiseerd in het vierde kwartaal.
Verder is onderzoek gedaan naar de kilowatturen per zonnebankbehandeling. Daaruit bleek dat indien mensen uit de naaste kring van verdachte werkzaam waren in de zonnebankstudio, te weten [naam 50] en [naam 51] en [naam 52] , de kilowatturen per zonnebankbehandeling halveerden ten opzichte van de kilowatturen bij zonnebankbehandelingen van de andere medewerksters van de onderneming.
In de inbeslaggenomen administratie is een aantal stortingsbewijzen aangetroffen. In totaal zijn er 16 biljetten van € 200,= en 23 biljetten van € 500,= gestort ten name van [naam 29].
Door verbalisanten is de maximale bedrijfscapaciteit vastgesteld. [naam 29] beschikte over 5 zonnebanken. Van maandag tot en met vrijdag was de zonnestudio gedurende 13 uur per dag open, gedurende de zaterdag en zondag gedurende 12 uur per dag. Door [naam 29] werden behandelingen aangeboden met een tijdsduur van 20 minuten. Uit branchegegevens is gebleken dat voor aan- en uitkleden, reinigen en afkoeling van de lampen 10 minuten per behandeling wordt gehanteerd hetgeen betekent dat per zonnebank maximaal 2 behandelingen per uur konden worden gerealiseerd. Uitgaande van deze gegevens konden er op maandag tot en met vrijdag 130 behandelingen per dag plaatsvinden en op zaterdag en zondag 120 zonnebankbehandelingen per dag.
In de periode van 28 oktober 2015 tot en met 24 december 2015 is de capaciteit gedurende 12 dagen overschreden met in totaal 218 behandelingen.
De rechtbank is van oordeel dat
- de enorm hoge omzet gedurende het vierde kwartaal van 2015
- de omstandigheid dat verdachte in het verleden geld genereerde door middel van afpersingen
- de vele contante betalingen voor de zonnebankbehandelingen
- de aangetroffen stortingsbiljetten van € 500,= voor een zonnebankbehandeling
- de overschrijding van de capaciteit en
- de omstandigheid dat er meer behandelingen plaatsvonden wanneer familie of vrienden in de zonnestudio werkzaam waren
omstandigheden zijn die van dien aard zijn dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat bedragen afkomstig uit misdrijf waren. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst daarvan.
Deugdelijke verklaring
Verdachte heeft verklaard dat er niets is witgewassen. Daartoe is gesteld dat het vierde kwartaal de drukste periode is voor een zonnestudio. Verder is gesteld dat er met 2 personeelsleden gewerkt werd en dat de capaciteit van de zonnestudio het wel aankon. Ook buiten openingstijden werden klanten ontvangen. Volgens de verdediging is uitgegaan van een te laag maximaal aantal behandelingen per dag.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet aannemelijk, nu die verklaring geen steun vindt in enig ander bewijsmiddel. De door de verdediging gemaakte berekening van de maximale capaciteit acht de rechtbank niet correct, reeds omdat daarin geen enkele tijd is ingeruimd voor aan- en uitkleden, reinigen en afkoeling van de lampen.
De berekening zoals uitgevoerd door de politie daarentegen vindt onder meer steun in de verklaring van getuige [naam 8] , voormalig eigenaar van [naam 29] . Deze heeft verklaard dat hij in het laatste jaar dat hij [naam 29] had (2014) gemiddeld 35 klanten per dag had, waarbij hij dezelfde openingstijden hanteerde. Verder heeft hij verklaard dat per sessie een klant ongeveer een half uur kwijt is en dat er dus 2 klanten per uur behandeld konden worden. Ook de nieuwe eigenaresse van [naam 29] heeft verklaard dat zij per dag tussen de 20 en 40 klanten heeft.
Op grond van het vorenstaande wordt vastgesteld dat gedurende een aantal dagen de maximale capaciteit van de zonnestudio is overschreden, waarvoor verdachte geen deugdelijke verklaring heeft kunnen geven. De rechtbank kan dan ook niet anders dan vaststellen dat de administratie van [naam 29] niet correct is en dat daarin ook een substantieel aantal fictieve behandelingen zijn opgenomen, zodat sprake is van fictieve omzet. De door de politie gemaakte berekening van de fictieve omzet op basis van een gemiddeld verbruik van energie is niet bruikbaar, onder meer omdat er daarbij vanuit is gegaan dat per dag slechts één werknemer aanwezig was. Dat is niet aannemelijk gelet op de openingstijden (12 of 13 uur per dag) en de verklaring van getuige [naam 53] dat ze halve dagen werkte. Welk deel van de omzet fictief is kan naar het oordeel van de rechtbank niet exact worden berekend, maar de rechtbank is ervan overtuigd dat het om een substantieel bedrag gaat.
Een deugdelijke verklaring voor een legale herkomst van het geldbedrag dat hiermee gemoeid is, ontbreekt derhalve. De rechtbank is van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat dit geldbedrag een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een geldbedrag via of door middel van [naam 29] heeft witgewassen.
4.4.3.23
[naam 54]
•
Een personenauto Volkswagen Golf kenteken [kenteken 30] en/of een geldbedrag van 8.000 euro
•
Een personenauto Mercedes kenteken [kenteken 22] en/of een geldbedrag van 31.000 euro
•
Een auto Volkswagen Golf chassisnummer [chassisnummer 1] en/of een geldbedrag van 7.140 euro
•
Een personenauto Citroën kenteken [kenteken 31] en/of een geldbedrag van 7.000 euro
•
Een personenauto Peugeot kenteken [kenteken 32] en/of een geldbedrag van 10.500 euro
•
Een personenauto BMW kenteken [kenteken 33] en/of een geldbedrag van 9.600 euro
•
Een personenauto Mercedes kenteken [kenteken 34] en/of een geldbedrag van 2.700 euro
•
Een personenauto BMW kenteken [kenteken 35] en/of een geldbedrag van 2.000 euro
•
Een personenauto Renault kenteken [kenteken 36] en/of een geldbedrag van 2.400 euro
•
Een personenauto BMW kenteken [kenteken 37] en/of een geldbedrag van 3.000 euro
•
Een personenauto Bentley kenteken [kenteken 38] en/of een geldbedrag van 3.000 euro
•
Een personenauto Opel Vectra kenteken [kenteken 39] en/of een geldbedrag van 1.400 euro
•
Een personenauto Mercedes kenteken [kenteken 40] en/of een geldbedrag van 31.500 euro
•
Een personenauto Opel Astra kenteken [kenteken 41] en/of een geldbedrag van 1.500 euro
•
Een personenauto Mini Cooper kenteken [kenteken 42] en/of een geldbedrag van 500 euro
•
Een personenauto Opel Astra kenteken [kenteken 43] en/of een geldbedrag van 4.000 euro
Standpunten
Door de verdediging is aangevoerd dat [naam 54] een autoverhuurbedrijf was dat zich richtte op klanten die niet in het reguliere circuit konden huren. Tussen [naam 54] en [naam 14] hebben meer dan 60 overeenkomsten bestaan betreffende de verhuur, verkoop en inkoop van auto’s. De verklaring van de voormalige eigenaar/bedrijfsleider van [naam 54] , dat hij nooit zaken heeft gedaan met [naam 14] is volstrekt ongeloofwaardig. Dit blijkt onder meer uit de RDW-gegevens en uit de verklaring van tussenpersoon [naam 30] . Door de recherche is verzuimd nader verificatieonderzoek te verrichten.
Vermoeden van witwassen
In de bedrijfsadministratie van verdachte is een aantal facturen aangetroffen die zien op de inkoop van, verkoop aan en verhuur van personenauto’s aan [naam 54]
Volgens de bedrijfsadministratie zijn door [naam 14] aan [naam 54] verkocht:
- een Volkswaren Golf Plus TDI, kenteken [kenteken 30] voor een bedrag van € 8.000,=, nota d.d. 4 november 2010 voldaan.
Gekocht van [naam 54] door [naam 14] zijn:
- een Mercedes S320, kenteken [kenteken 22] voor een bedrag van € 31.000,=, nota d.d. 3 januari 2011;
- een Volkswagen Golf, chassisnummer [chassisnummer 1] voor een bedrag van € 7.140,=, nota d.d. 28 februari 2011, voldaan per kas op dezelfde datum;
- een Citroën C3, kenteken [kenteken 31] , voor een bedrag van € 7.000,=, nota d.d. 2 mei 2011, voldaan per kas.
Voertuigen door [naam 14] verhuurd aan [naam 54]
- een Peugeot 308 CC, kenteken [kenteken 32] voor een periode van 6 maanden voor een bedrag van € 1.500,=, gedateerd 14 januari 2011. De huur van dit voertuig is telkens per kas betaald, totaal € 10.500,=;
- een BMW, kenteken [kenteken 33] , voor een periode van 6 maanden voor een bedrag van € 1.600,=, gedateerd 30 november 2000. De huur van dit voertuig is telkens per kas betaald, totaal € 9.600,=;
- een Mercedes, kenteken [kenteken 34] , voor een periode van 6 maanden voor een bedrag van € 1.350,=, gedateerd 5 februari 2011. Twee maal is de huur voor dit voertuig per kas betaald, totaal € 2.700,=;
- een BMW, kenteken [kenteken 35] , voor een periode van 6 maanden voor een bedrag van € 1.000,=, gedateerd 10 februari 2011. Twee maal is de huur voor dit voertuig per kas betaald, totaal € 2.000,=;
- een Renault, kenteken [kenteken 36] , voor een periode van 6 maanden voor een bedrag van € 800,=, gedateerd 11 januari 2011. Drie maal is de huur voor dit voertuig per kas betaald, totaal € 2.400,=;
- een BMV, kenteken [kenteken 37] , voor een periode van 6 maanden voor een bedrag van € 800,=, gedateerd 3 februari 2011. Drie maal is de huur voor dit voertuig per kas betaald, totaal €3.000,=;
- een Bentley, kenteken [kenteken 38] , voor een periode van 6 maanden voor een bedrag van € 3.000,=, gedateerd 6 januari 2011. In de administratie is een factuur betreffende een betaling per kas aangetroffen voor laatstgenoemd bedrag;
- een Opel Vectra, kenteken [kenteken 39] , voor een periode van 6 maanden voor een bedrag van € 700,=, gedateerd 14 februari 2011. Twee huurbetalingen voor een totaalbedrag van € 1.400,= zijn contant voldaan;
- een Mercedes, kenteken [kenteken 40] , voor een periode van 6 maanden voor een bedrag van € 3.500,=, gedateerd 27 januari 2011. In de administratie zijn 9 facturen aangetroffen betreffende betalingen per kas voor een totaalbedrag van € 31.500,=;
- een Opel Astra, kenteken [kenteken 41] , voor een periode van 6 maanden voor een bedrag van € 500,=, gedateerd 10 februari 2011. Drie maal is de huur per kas voldaan, een totaalbedrag van 1.500,=;
- een Mini Cooper, kenteken [kenteken 44] , voor een periode van 6 maanden voor een bedrag van € 500,=, gedateerd 15 april 2011. Op 15 april 2011 is een huurbedrag van € 500,= per kas betaald;
- een Opel Astra, kenteken [kenteken 43] , voor een periode van 6 maanden voor een bedrag van € 750,=, gedateerd 5 november 2010. De huur is telkens per kas voldaan, totaal € 4.000,=.
[naam 54] heeft op naam van [naam 56] gestaan. Deze heeft verklaard dat hij het bedrijf op zijn naam heeft laten zetten op verzoek van een kennis van hem, genaamd [naam 57] , die hem vertelde dat hij bedreigd en afgeperst werd. De naam [naam 14] zegt hem helemaal niets. Getuige [naam 57] is een aantal facturen getoond betreffende de huur van auto’s door [naam 54] van [naam 14] een factuur betreffende de inkoop door [naam 54] en 3 facturen betreffende de verkoop van auto’s. Hij verklaarde dat geen van de hem getoonde facturen juist waren. Verder heeft hij verklaard dat hij het bedrijf [naam 14] niet kent en dat daar ook nooit auto’s zijn gehuurd. Voor veel van haar klanten was [naam 54] de laatste halte, omdat het voor hen niet mogelijk was om binnen het reguliere circuit auto’s te huren omdat zij niet aan bepaalde eisen konden voldoen.
De rechtbank is van oordeel dat de hoge huren voor de voertuigen, die steeds contant werden betaald, de bedreiging en afpersing waarover [naam 56] heeft verklaard en de omstandigheid dat klanten niet in het reguliere circuit terecht konden, omstandigheden zijn die van dien aard zijn dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat de voertuigen of bedragen afkomstig uit misdrijf waren. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst daarvan.
Deugdelijke verklaring
Verdachte heeft verklaard dat zijn administratie klopt als een bus en dat [naam 57] via zijn vriend [naam 30] bij [naam 14] auto’s wilde huren. Tussenpersoon was [naam 30] . [naam 54] verzorgde zelf steeds de verzekering, waarna de voertuigen ook in het RDW-register werden overgeschreven op naam van [naam 54] . Het contact met [naam 54] werd opgezegd omdat verdachte de voertuigen telkens als schroot terugkreeg.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte niet geloofwaardig is, met name gelet op de verklaringen van [naam 56] en [naam 57] . [naam 57] heeft nog verklaard dat binnen [naam 54] ook een vrouw, genaamd [naam 52] werkzaam was, een vriendin van verdachte. Zij had een vriend, genaamd “ [naam 30] ” (de rechtbank begrijpt: [naam 30] ) die diverse auto’s huurde bij [naam 54] om deze vervolgens weer door te verhuren. Bij de rechter-commissaris heeft [naam 30] verklaard dat hij wel eens auto’s bij [naam 14] kocht of huurde en die vervolgens doorverhuurde. Hij deed dat privé, niet als ondernemer. De rechtbank acht het ongeloofwaardig dat [naam 30] dit zelf financierde, gelet op de omstandigheid dat [naam 30] kort ervoor zijn huis gedwongen heeft moeten verkopen. De verklaring van verdachte vindt dan ook geen steun in de verklaring van [naam 30] .
De rechtbank is van oordeel dat de constructie zoals geschetst door verdachte zo onnavolgbaar is dat dit een aanwijzing vormt dat sprake is van witwassen. Een deugdelijke verklaring voor een legale herkomst van de in de bedrijfsadministratie opgenomen voertuigen of geldbedragen ontbreekt derhalve. De rechtbank is van oordeel dat daarom met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat die voertuigen of bedragen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan witwassen van deze voertuigen of geldbedragen.
Eindconclusie
Gelet op het vorenstaande wordt vastgesteld dat verdachte in de periode van 1 januari 2007 tot en met 5 juli 2016 zich op grote schaal heeft schuldig gemaakt aan witwassen. Doordat verdachte dit feit gedurende een lange periode en door middel van vele transacties heeft begaan, acht de rechtbank bewezen dat sprake is van gewoontewitwassen. De verdediging heeft hieromtrent nog aangevoerd dat het tenlastegelegde aantal van 49 voertuigen “natuurlijk een schijntje” is. De rechtbank kan die kwalificatie niet volgen wanneer gedurende een dergelijke lange periode zoveel witwashandelingen zijn gepleegd.