Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de kennisgevingen van inbeslagname op grond van artikel 94 en artikel 94a Sv in combinatie met de machtiging tot het voeren van een Strafrechtelijk Financieel Onderzoek (hierna te noemen: SFO), waaruit blijkt dat op meerdere momenten onder klager goederen in beslag zijn genomen;
- het klaagschrift, ingediend op 12 april 2018 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv);
- het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 30 oktober 2018;
- het schriftelijk standpunt van de officier van justitie van 15 januari 2019;
- het aanvullende standpunt van klager van 23 januari 2019;
- de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
- de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: GOIRLE, sectie 8 nummer [Nummer 1] , en omschrijving BEDRIJVIGHEID (INDUSTRIE), ter grootte van circa 9 are en 3 centiare, plaatselijk bekend als [Straatnaam 1] te Goirle;
- de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: GOIRLE, sectie E nummer [Nummer 2] , en omschrijving WONEN, ter grootte van circa 1 are en 67 centiare, plaatselijk bekend als [Straatnaam 2] te Goirle;
- de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: GOIRLE, sectie E nummer [Nummer 3] , en omschrijving ERF-TUIN, ter grootte van circa 7 centiare, plaatselijk bekend als [Straatnaam 3] te Goirle;
- de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: TILBURG, sectie AD nummer [Nummer 4] , en omschrijving WONEN, ter grootte van circa 1 are en 34 centiare, plaatselijk bekend als [Straatnaam 4] te Tilburg;
- de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: TILBURG, sectie AD nummer [Nummer 5] , en omschrijving WONEN, ter grootte van circa 1 are en 33 centiare, plaatselijk bekend als [Straatnaam 5] te Tilburg;
- het appartementsrecht behorende bij de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: Tilburg, sectie M nummer [Nummer 6] en omschrijving WONEN (APPARTEMENT), plaatselijk bekend als [Straatnaam 6] te Tilburg;
- het appartementsrecht behorende bij de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: Tilburg, sectie M nummer [Nummer 7] , en omschrijving WONEN (APPARTEMENT), plaatselijk bekend als [Straatnaam 7] te Tilburg;
- het appartementsrecht behorende bij de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: Tilburg, sectie M nummer [Nummer 8] , en omschrijving WONEN (APPARTEMENT), plaatselijk bekend als [Straatnaam 8] te Tilburg;
- de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: TILBURG, sectie 0 nummer [Nummer 9] , en omschrijving WONEN MET BEDRIJVIGHEID, ter grootte van circa 8 are en 17 centiare, plaatselijk bekend als [Straatnaam 9] te Tilburg, [Straatnaam 10] te Tilburg, [Straatnaam 11] te Tilburg en [Straatnaam 12] te Tilburg;
- de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: TILBURG, sectie Y nummer [Nummer 10] , en omschrijving WONEN, ter grootte van circa 91 centiare, plaatselijk bekend als [Straatnaam 13] te Tilburg;
- de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: OOST-, WEST- EN MIDDELBEERS, sectie F nummer [Nummer 11] , en omschrijving TERREIN (NATUUR), ter grootte van circa 15 are en 80 centiare, plaatselijk bekend als [Straatnaam 14]
- de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: APPINGEDAM, sectie G [Nummer 12] , en omschrijving WONEN, ter grootte van circa 1 are en 68 centiare, plaatselijk bekend als [Straatnaam 15] te Appingedam;
- de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: APPINGEDAM, sectie G 1 nummer [Nummer 13] , en omschrijving BERGING-STALLING (GARAGE-SCHUUR), ter grootte van circa 3 are en 15 centiare, plaatselijk bekend als [Straatnaam 16] te Appingedam;
- het onverdeelde aandeel in de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: TILBURG, sectie AG nummer [Nummer 14] , en omschrijving WONEN ERF-TUIN, ter grootte van circa 16 are en 15 centiare, plaatselijk bekend als [Straatnaam 17] te Tilburg en [Adres] te Tilburg;
- het onverdeelde aandeel in de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: TILBURG, sectie AG nummer [Nummer 15] , en omschrijving ERF-TUIN, ter grootte van circa 2 are en 8 centiare, plaatselijk bekend als [Adres] te Tilburg;
- het onverdeelde aandeel in de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: TILBURG, sectie M nummer [Nummer 16] , en omschrijving WONEN, ter grootte van circa 2 are en 30 centiare, plaatselijk bekend als [Straatnaam 18] te Tilburg;
- het onverdeelde aandeel in de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: TILBURG, sectie N nummer [Nummer 17] , en omschrijving BEDRIJVIGHEID (INDUSTRIE), ter grootte van circa 8 are en 83 centiare, plaatselijk bekend als [Straatnaam 19] te Tilburg;
- het onverdeelde aandeel in de onroerende zaak met kadastrale aanduiding: TILBURG, sectie N nummer [Nummer 18] , en omschrijving BEDRIJVIGHEID (INDUSTRIE), ter grootte van circa 8 are en 62 centiare, plaatselijk bekend als [Straatnaam 19] te Tilburg;
- vier stuks Superfour Flowerbeds, vuurwerk;
- een geldbedrag ter hoogte van € 10.000,00 (bestaande uit 200 biljetten van € 50,00);
- een Rolex Oyster Perpetus, horloge.
- een levensverzekering SRLEV N.V. met polisnummer [Polisnummer 1] ;
- een ASR levensverzekering N.V. met polisnummer [Polisnummer 2] ;
- alle vorderingen en roerende zaken bij ABN Amro Bank N.V.
- een Audemars Piguet Taipei 101;
- een appartement in Ibiza;
- een bankrekening in Ibiza.
- dat door de raadkamer gegrond is verklaard - was gericht tegen een beslag op contant geld op grond van artikel 94 Sv. Dat beslag was gelegd in het kader van een onderzoek naar Opiumwetfeiten en betreft een ander beslag – van een eerdere datum - dan het onderhavige beslag, dat heeft plaats gevonden in het kader van een SFO.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat klager wordt verdacht van witwassen en dat hij de inbeslaggenomen goederen uitsluitend heeft kunnen bekostigen met geld verkregen uit misdrijf. De op de eerdere zitting door de raadsman overgelegde stukken, waaruit zou moeten volgen dat die goederen wel degelijk met legaal geld zijn betaald, zijn onderzocht. Klager stelt de huurinkomsten, waaruit het legale inkomen zou bestaan, echter rooskleuriger voor dan zij daadwerkelijk zijn. De officier van justitie heeft benadrukt dat de legale inkomsten in de onderzoeksperiode onvoldoende zijn om de uitgaven door klager en zijn partner te verklaren. Gelet hierop is de officier van justitie van mening dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat een rechter, later oordelend, klager zal verplichten tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel of dat de inbeslaggenomen goederen verbeurd worden verklaard. Het klaagschrift dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
Voor zover de waarde van het beslag het bedrag zoals genoemd in de machtiging van de rechter-commissaris overstijgt, heeft de officier van justitie verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad (met kenmerk ECLI:NL:HR:2018:200), waarin de Hoge Raad heeft bepaald dat het Openbaar Ministerie zich bij het leggen van beslag niet hoeft te beperken tot het in de machtiging van de rechter-commissaris genoemde bedrag.
2.De beoordeling
de vierde(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een schadevergoedingsmaatregel, artikel 94a lid 3 Sv)
of vijfde categorie(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een geldboete of ontnemingsmaatregel, respectievelijk artikel 94a lid 1 en 2 Sv) kan worden opgelegd; en
1 juli 2014 een pand heeft gecontroleerd. Hierbij wordt een hennepkwekerij in de woning aangetroffen. Daarnaast wordt ook een koopovereenkomst aangetroffen waarbij klager een pand voor € 125.000,00 aan een ander verkoopt en diezelfde persoon daarbij € 150.000,00 leent. Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de politie ook andere panden van klager en diens partner bezocht. In meerdere panden worden een bitcoinfarm of hennepgerelateerde goederen aangetroffen. In de woning van de broer van klager wordt een hennepkwekerij aangetroffen. De broer van klager heeft hierbij verklaard dat de hennepkwekerij is opgezet door klager en dat zijn financiën worden beheerd door de partner van klager. Er wordt nader onderzoek verricht en klager blijkt meerdere onroerende zaken op zijn naam te hebben. Uit het SFO dat volgde zijn witwasindicaties naar voor gekomen tegen klager en zijn partner, waaronder onroerendgoedtransacties ter waarde van € 419.821,00 zonder hypotheek, contante aankopen, veelvuldige uitgaven aan verbouwingen en auto’s en de associatie met hennep. Tegenover de genoemde uitgaven staan nauwelijks legale inkomsten. De rechtbank constateert dat het door klager en zijn partner wederrechtelijk verkregen voordeel door het Openbaar Ministerie is geschat op € 1.790.502,84.
Uit het aanvullende proces-verbaal van bevindingen blijkt echter dat bij die gestelde huurinkomsten veel vragen gesteld kunnen worden. Een deel van de huurinkomsten is niet verifieerbaar omdat er geen gegevens zijn van de huurders, er worden huurders opgevoerd die ten tijde van de huur niet lijken te bestaan, er zou zijn verhuurd op momenten dat de betreffende panden ingrijpend werden verbouwd, er bestaat overlap tussen verschillende huurders, de huurprijs wordt niet geïndexeerd en de overgelegde overzichten van huurinkomsten passen op meerdere punten niet bij de onderliggende stukken. Voorts wordt in het proces-verbaal opgemerkt dat de weergegeven huurinkomsten ten dele een andere periode betreffen dan die waar de verdenking op ziet, zodat zelfs als van de juistheid moet worden uit gegaan, niet alle uitgaven verantwoord kunnen worden. Deze op zijn minst genomen opmerkelijke zaken, zijn namens klager niet weersproken, noch is daar opheldering over gegeven. Het geconstateerde in dit aanvullend proces-verbaal is namens klager slechts gebagatelliseerd als ‘enkele details’.
3.De beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).