Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
de minister voor Rechtsbescherming, de minister.
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
,in geval van twijfel op de kentekenhouder de last rust aannemelijk te maken dat dit gebruik plaatsvindt in het kader van bedrijfsactiviteiten van de kentekenhouder (vgl. Gerechtshof Leeuwarden 29 juni 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BV2293).
5.Griffierecht en Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen de uitspraak op bezwaar tegen de naheffingsaanslag ongegrond;
- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen de uitspraak op bezwaar tegen de boetebeschikking gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het de boetebeschikking betreft;
- vermindert de verzuimboete tot op een bedrag van € 381;
- bepaalt dat de uitspraak (in zoverre) in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt inspecteur tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan belanghebbende tot een bedrag van € 250;
- veroordeelt de Minister tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan belanghebbende tot een bedrag van € 750;
- draagt inspecteur op het betaalde griffierecht van € 338 aan belanghebbende te vergoeden;
- veroordeelt inspecteur in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: