Op 26 juni 2020 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker, dat op 17 juni 2020 was ingediend. Het verzoek strekte zich uit tot wraking van alle rol-/kantonrechters die betrokken zijn bij de hoofdzaak met zaaknummer 8170224 CV EXPL 19-6993. De wrakingskamer overweegt dat een wrakingsgrond moet voortkomen uit feiten of omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen. Het verzoek om alle rol-/kantonrechters te wraken is niet ontvankelijk verklaard, omdat dit niet tot de mogelijkheden behoort. Dit is de tweede keer dat verzoeker een dergelijk verzoek indient, wat door de wrakingskamer wordt gezien als misbruik van het wrakingsmiddel. De rechtbank heeft bepaald dat een volgend wrakingsverzoek tegen alle rol-/kantonrechters in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Van Wijk. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.