ECLI:NL:RBZWB:2020:3214
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WW-uitkering na beëindiging dienstverband en toetsing wekeneis
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de afwijzing van een WW-uitkering. De eiser, die werkzaam was als industrieel reiniger en beveiliger, had een WW-uitkering aangevraagd na de beëindiging van zijn dienstverband bij een van zijn werkgevers. Het UWV had in eerdere besluiten vastgesteld dat de eiser geen recht had op een uitkering, omdat hij niet voldeed aan de wekeneis van de Werkloosheidswet (WW). De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had geconcludeerd dat de eiser niet in aanmerking kwam voor een WW-uitkering, omdat hij in de referteperiode niet had gewerkt. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder zijn stelling dat hij wegens ziekte niet had kunnen werken, verworpen. De rechtbank concludeerde dat er geen medische gegevens waren die aantoonden dat de eiser arbeidsongeschikt was in de referteperiode. Ook het beroep op onbetaald verlof werd afgewezen, omdat er geen overeenkomst was tussen de eiser en zijn werkgever over onbetaald verlof. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het UWV.