ECLI:NL:RBZWB:2020:3607

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
AWB- 19_4999
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van Orionis Walcheren inzake uitkeringsspecificatie en verrekening van inkomsten uit arbeid

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen een besluit van het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (verweerder) dat zijn bezwaar tegen de uitkeringsspecificatie van juli 2019 ongegrond verklaarde. Eiser ontving een uitkering op basis van de Participatiewet en had bezwaar gemaakt tegen de verrekening van zijn inkomsten uit arbeid met zijn bijstandsuitkering. De rechtbank heeft op 31 juli 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de zitting op 19 juni 2020 plaatsvond. Eiser stelde dat hij tijdig had gemeld dat hij werk had gevonden en dat hij recht had op een inkomensvrijlating van 25%, die niet was toegepast. Hij voerde aan dat hij door de verrekening van € 600,- met zijn bijstandsuitkering in juni 2019 in financiële problemen was geraakt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Orionis de inkomsten van eiser correct heeft verrekend met zijn bijstandsuitkering, waarbij de regels van de Participatiewet zijn gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de verrekening van de inkomsten uit arbeid met de bijstandsuitkering over juli 2019 rechtmatig was, en dat eiser geen recht had op schadevergoeding, omdat het gekorte bedrag in juli 2019 was teruggestort op zijn rekening. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4999 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] te [plaatsnaam] (voorheen [plaatsnaam voorheen]), eiser,

en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de uitkeringsspecificatie over de maand juli 2019.
In het besluit van 20 augustus 2019 (bestreden besluit) heeft Orionis het bezwaar van eiser tegen de uitkeringsspecificatie ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Orionis heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Middelburg op 19 juni 2020.
Hierbij waren aanwezig eiser en namens Orionis [vertegenwoordiger Orionis].

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser ontving een uitkering op grond van de Participatiewet. Naar aanleiding van een inkomenssignaal is Orionis een onderzoek gestart naar eisers recht op bijstand.
Orionis heeft de inkomsten uit arbeid die eiser ontving in de periode van bijstandsverlening gekort op zijn bijstandsuitkering.
In de maand maart 2019 zijn de inkomsten over de periode van 21 februari 2019 tot en met 24 februari 2019 gekort.
In de maand mei 2019 zijn de inkomsten over de periode van 25 maart 2019 tot en met 21 april 2019 gekort.
In de maand juni 2019 zijn de inkomsten over de periode van 25 februari 2019 tot en met 24 maart 2019 gekort tot een bedrag van € 600,-.
Na het bezwaar van eiser tegen de uitkeringsspecificatie van de maand juni 2019 heeft Orionis besloten de in die maand gekorte € 600,- in drie delen te gaan korten op eisers bijstandsuitkering in de maanden juli tot en met september 2019. Hierbij heeft Orionis mede de in deze bezwaarprocedure door eiser ingeleverde loonstroken van week 9 en 10 van belang geacht, maar ook de omstandigheid dat eiser anders niet in de kosten van zijn levensonderhoud of zijn huur kon voorzien.
Op 2 augustus 2019 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de uitkeringsspecificatie van de maand juli 2019.
In het bestreden besluit is de uitkeringsspecificatie over de maand juli 2019 gehandhaafd.
2.
Geschil
In geschil is de vraag of Orionis op juiste wijze eisers inkomsten uit arbeid heeft verrekend met zijn uitkering over de maand juli 2019 en of eiser recht heeft op een schadevergoeding.
3.
Beroepsgronden
Eiser stelt dat hij tijdig aan Orionis heeft gemeld dat hij werk had gevonden en dat hij zijn loonstroken direct na ontvangst aan Orionis heeft verstrekt. Eiser stelt dat hij hierdoor recht heeft op een inkomensvrijlating van 25% en dat deze inkomensvrijlating in de maand mei 2019 niet heeft plaatsgevonden. Eiser stelt dat hierdoor te veel inkomsten zijn verrekend.
Eiser stelt dat hij in forse financiële problemen is geraakt door de verrekening van € 600,- met zijn bijstandsuitkering in de maand juni 2019. Eiser voelt zich door de beslaglegging van CAK op zijn uitkering, in combinatie met de verrekening, ernstig gedupeerd en stelt dat de hoogte van zijn inkomen geen ruimte biedt voor verrekening of beslag.
Eiser stelt door onterechte verrekening van inkomsten met zijn bijstandsuitkering schade te hebben geleden, waardoor hij recht heeft op een schadevergoeding bij gegrondverklaring van het beroep.
4.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
Op grond van artikel 19 van de Participatiewet is de hoogte van de algemene bijstand het verschil tussen het inkomen en de bijstandsnorm.
Op grond van artikel 21, aanhef en onder a, van de Participatiewet, geldend ten tijde in geding, is de norm per kalendermaand voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, indien het betreft een alleenstaande, zonder kostendelende bewoners: € 1.030,42.
Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Participatiewet, voor zover hier van belang, worden tot de middelen gerekend alle vermogens- en inkomensbestanddelen waarover de alleenstaande beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.
Op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet, voor zover hier van belang, wordt onder inkomen verstaan de op grond van artikel 31 in aanmerking genomen middelen voor zover deze betreffen inkomsten uit of in verband met arbeid.
Op grond van het tweede lid, onder n, geldend ten tijde in geding, worden niet tot de middelen van belanghebbende gerekend inkomsten uit arbeid tot 25% van deze inkomsten, met een maximum van € 211,- per maand, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, waarbij voor een persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt geldt dat die inkomsten gedurende ten hoogste zes maanden niet tot de middelen worden gerekend en dat dit naar het oordeel van het college moet bijdragen aan zijn arbeidsinschakeling.
Op grond van artikel 58, vierde lid, van de Participatiewet is het college bevoegd tot verrekening van in de voorafgaande zes maanden ontvangen middelen met de algemene bijstand.
5.
Beoordeling
5.1
Uit dit wettelijk kader volgt dat inkomsten uit arbeid die eiser ontvangt, met een korting van 25%, en dus voor 75% worden verrekend met zijn bijstandsuitkering. De inkomsten van eiser over de periode van 25 februari tot en met 24 maart 2019 had Orionis eerst gekort op de uitkering van juni 2019, maar dit is teruggedraaid. Deze inkomsten zijn uiteindelijk in drie delen gekort op de uitkering van de maanden juli, augustus en september 2019. In deze procedure wordt de verrekening van juli 2019 beoordeeld.
5.2
De rechtbank stelt hierbij voorop dat zij begrip heeft voor de situatie waarin eiser verkeert. Het is goed voorstelbaar dat het moeilijk is om rond te komen op bijstandsniveau en overzicht te houden wanneer steeds sprake is van wisselende inkomsten die later worden gekort. Helaas is dit het gevolg van dit soort wisselende inkomsten.
Mei 2019
5.3.1
Over de uitkeringsspecificatie van de maand mei 2019 stelt eiser dat hij recht heeft op een inkomensvrijlating van 25% en dat deze inkomensvrijlating in de maand mei 2019 niet heeft plaatsgevonden. Eiser stelt dat hierdoor te veel inkomsten zijn verrekend.
5.3.2
De rechtbank stelt vast dat deze procedure over de uitkeringsspecificatie van de maand juli 2019 gaat en de inkomensvrijlating van mei 2019 daarom niet beoordeeld wordt. Verweerder heeft hierover op zitting nog wel aangegeven dat de korting van mei 2019 inderdaad 100% van de inkomsten volgens Suwinet is en de vrijlating van 25% pas kan worden toegekend indien eiser loonstroken van deze inkomsten inlevert (inkomsten over de periode 25 maart tot en met 21 april 2019).
Juli 2019
5.4.1
Eiser heeft tevens aangevoerd dat hij in forse financiële problemen is geraakt door de verrekening van € 600,- met zijn bijstandsuitkering in de maand juni 2019. Door de beslaglegging van CAK op zijn uitkering, in combinatie met de verrekening, voelt eiser zich ernstig gedupeerd. Bovendien stelt hij dat de hoogte van zijn inkomen geen ruimte biedt voor verrekening of beslag.
5.4.2
Vaststaat dat eiser inkomsten uit arbeid heeft ontvangen in de periode van
25 februari 2019 tot en met 24 maart 2019. Dit blijkt uit de door hem overgelegde loonstroken van week 9 en 10 van 2019. Eiser kon hierdoor redelijkerwijs beschikken over middelen en daarmee inkomen om in de kosten van levensonderhoud te voorzien (volgens artikel 31, eerste lid, en artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet).
5.4.3
Orionis mag deze inkomsten verrekenen met eisers bijstandsuitkering op grond van artikel 58, vierde lid, van de Participatiewet (zie ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 9 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2229). In tegenstelling tot wat eiser stelt, zijn bij een dergelijke verrekening de regels over de beslagvrije voet niet van toepassing (zie de uitspraak van de CRvB van 20 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:68). Naar het oordeel van de rechtbank heeft Orionis op juiste wijze eisers inkomen verrekend met zijn bijstandsuitkering over de maand juli 2019. Orionis is namelijk uitgegaan van de inkomensgegevens zoals vermeld op de loonstroken van week 9 en 10 van 2019, heeft het bedrag aan inkomsten verdeeld over drie maanden, heeft daarbij de inkomensvrijlating van 25% toegepast en rekening gehouden met de vakantietoeslag. Aldus heeft Orionis terecht een bedrag van € 151,20 in mindering gebracht op eisers bijstandsuitkering van juli 2019.
5.4.4
Voor zover eiser het oneens was met het beslag dat CAK dat op zijn bijstandsuitkering had gelegd, lag het op zijn weg om daarover contact op te nemen met het CAK of een procedure te starten bij de civiele rechter. Zowel de bestuursrechter als Orionis is namelijk niet bevoegd over het beslag van CAK te oordelen. De grond van eiser slaagt niet.
Schadevergoeding
5.5.1
Ten slotte heeft eiser aangevoerd dat hij door onterechte verrekening van inkomsten met zijn bijstandsuitkering schade heeft geleden, waardoor hij recht heeft op een schadevergoeding bij gegrondverklaring van het beroep.
5.5.2
Orionis heeft het in de maand juni 2019 op eisers bijstandsuitkering gekorte bedrag van € 600,- teruggestort op eisers bankrekening in de maand juli 2019, zodat eiser kon voorzien in zijn levensonderhoud en hij zijn huur kon betalen. De rechtbank ziet niet in dat eiser hierdoor enige schade heeft geleden. Bovendien kan de rechtbank alleen bij een gegrond beroep een partij veroordelen tot betaling van schadevergoeding.
5.6
De gronden van eiser slagen niet.
6.
Conclusie
Het beroep is ongegrond.
Omdat het beroep ongegrond is, wijst de rechtbank het verzoek van eiser om schadevergoeding af.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 31 juli 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.