ECLI:NL:RBZWB:2020:4095
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering kinderopvangtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen na vaststelling op € 0,-
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen over de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2016. De Belastingdienst/Toeslagen had in een besluit van 31 december 2018 de kinderopvangtoeslag definitief vastgesteld op € 0,-, wat leidde tot een terugvordering van € 3.997,- aan eerder verstrekte voorschotten. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Belastingdienst verklaarde het bezwaar ongegrond in een bestreden besluit van 16 maart 2019. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 23 juli 2020 is behandeld in de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag terecht op € 0,- heeft vastgesteld. Eiseres voerde echter aan dat de Belastingdienst/Toeslagen een deel van het terug te betalen bedrag op haar ex-echtgenoot zou moeten verhalen, omdat zij slachtoffer was van financiële fraude door hem. De rechtbank merkte op dat deze kwestie buiten de omvang van het geding viel en dat de vraag enkel was of de Belastingdienst/Toeslagen het volledige bedrag aan kinderopvangtoeslag mocht verhalen op eiseres.
De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen op basis van artikel 26 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) geen ruimte had om van de terugvordering af te zien. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd voor haar stelling dat zij slachtoffer was van fraude, en de rechtbank volgde het standpunt van de Belastingdienst/Toeslagen dat er geen bijzondere omstandigheden waren om van terugvordering af te zien. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en er was geen reden voor een proceskostenveroordeling.