ECLI:NL:RBZWB:2020:5227

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
AWB 20_4784
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van bijzondere bijstand voor warme maaltijdvoorziening

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een alleenstaande vrouw van 62 jaar, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen, verweerder. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor een warme maaltijdvoorziening, die in eerste instantie was toegewezen voor de periode van 1 oktober 2019 tot 1 december 2019. Echter, de aanvraag voor de periode na 1 december 2019 werd afgewezen door het college, omdat zij deze kosten niet noodzakelijk achtte. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, die een WAO-uitkering ontvangt, orthopedische beperkingen heeft die haar belemmeren in het koken. De rechtbank heeft de adviezen van de Stichting Samenwerkende Adviserende Professionals (SAP) beoordeeld, die de noodzakelijkheid van de maaltijdvoorziening hadden onderzocht. De rechtbank concludeert dat de adviezen niet voldoende gemotiveerd zijn en dat de andere door eiseres genoemde beperkingen niet adequaat zijn meegewogen in de besluitvorming van het college.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de reiskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/4784 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen,verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 7 november 2019 (primaire besluit I) heeft het college de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor een warme maaltijdvoorziening toegewezen voor de periode van 1 oktober 2019 tot 1 december 2019.
In een besluit van 3 december 2019 (primaire besluit II) heeft het college de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor een warme maaltijdvoorziening vanaf 1 december 2019 afgewezen.
In een besluit van 15 januari 2020 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 15 oktober 2020.
Hierbij waren aanwezig eiseres en haar woordvoerder [naam woordvoerder eiseres] . Voor het college zijn drs. C.B.M. Peters en [naam vertegenwoordiger college] verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is een alleenstaande vrouw van 62 jaar en ontvangt een WAO uitkering.
Op 1 oktober 2019 heeft het college van eiseres een aanvraag bijzondere bijstand ontvangen met betrekking tot een warme maaltijdvoorzieningen voor 5 maaltijden per week à € 8,25 per maaltijd.
Het college heeft advies ingewonnen bij Stichting Samenwerkende Adviserende Professionals (SAP). Op 18 oktober 2019 heeft sociaal medisch adviseur [naam sociaal medisch adviseur] een bezoek gebracht aan eiseres. Naar aanleiding hiervan concludeert hij dat een maaltijdvoorziening momenteel noodzakelijk is omdat eiseres op grond van orthopedische beperkingen niet kan koken. Deze situatie is volgens [naam sociaal medisch adviseur] tijdelijk. De maaltijdvoorziening is noodzakelijk totdat eiseres de vaardigheden heeft aangeleerd om met haar beperking kookactiviteiten veilig te kunnen uitvoeren. Hij schat dat een ergotherapeut deze vaardigheid in 2 weken kan aanleren.
In een besluit van 7 november 2019 (primaire besluit I) heeft het college de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor een warme maaltijdvoorziening toegewezen voor de periode van 1 oktober 2019 tot 1 december 2019. De hoogte van de toegewezen bijzondere bijstand bedraagt € 6,07 per maaltijd (€ 2,18 eigen bijdrage).
Het besluit vermeldt dat indien eiseres na deze periode in aanmerking wenst te komen voor deze bijzondere bijstand zij bewijzen dient te overleggen waaruit blijkt dat zij actief gebruik heeft gemaakt van ergotherapie in bovengenoemde periode.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
In een e-mail van 25 november 2019 heeft eiseres het college verzocht om verlenging van de bijzondere bijstand voor de maaltijdvoorziening in verband met het feit dat zij op
10 december 2019 een oogoperatie moet ondergaan aan haar linker oog. Het college heeft deze e-mail aangemerkt als een aanvraag om bijzondere bijstand.
Naar aanleiding hiervan heeft het college opnieuw advies gevraagd aan de Stichting SAP. Op 26 november 2019 heeft [naam sociaal medisch adviseur] telefonisch contact gehad met eiseres. Naar aanleiding hiervan concludeert hij dat er geen aanleiding is om op grond van de operatieve ingreep aan het linker oog middels bijzondere bijstand tegemoet te komen in de meerkosten van kant en klaar maaltijden.
In een besluit van 3 december 2019 (primaire besluit II) heeft het college de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor een warme maaltijdvoorziening vanaf 1 december 2019 afgewezen, omdat het college deze kosten niet noodzakelijk acht.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Op 16 december 2019 heeft eiseres haar bezwaren nader toegelicht tijdens een hoorzitting. Hier is ook de mogelijkheid van een second opinion besproken.
In een e-mail van 30 december 2019 heeft eiseres aan het college bericht dat zij afziet van een second opinion.
2.
Geschil
Tussen partijen is in geschil of de kosten voor een warme maaltijdvoorziening vanaf
1 december 2019 noodzakelijk zijn en – in het verlengde daarvan – of het college de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand hiervoor terecht heeft afgewezen.
3.
Beoordeling
3.1
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet, voor zover hier van belang, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen, voor zover dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
3.2
Volgens vaste rechtspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), moet bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet eerst beoordeeld worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen, voor zover dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm. (zie bijvoorbeeld CRvB van 21 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1675).
3.3
Tussen partijen is niet in geschil dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen. Het college heeft de aanvraag om bijzondere bijstand voor een warme maaltijdvoorziening vanaf 1 december 2019 afgewezen omdat dit volgens het college geen noodzakelijke kosten zijn.
3.4
Op grond van artikel 23 van het gemeentelijk beleid bijzondere bijstand worden de kosten voor maaltijdvoorziening als noodzakelijk aangemerkt als de leverancier een noodzakelijkheidstoets heeft gedaan.
In dit geval heeft het college de noodzakelijkheidstoets laten verrichten door de Stichting SAP. Sociaal medisch adviseur [naam sociaal medisch adviseur] heeft geconcludeerd dat de warme maaltijdvoorziening tijdelijk noodzakelijk is voor eiseres op grond van orthopedische redenen, maar dat eiseres na twee weken zelfstandig maaltijden moet kunnen bereiden als er hulp van een ergotherapeut wordt ingeschakeld. Op basis van dit advies heeft het college de aanvraag van eiseres toegewezen voor de periode van 1 oktober 2019 tot 1 december 2019 en afgewezen vanaf 1 december 2019.
3.5
Volgens eiseres heeft het college het advies van de Stichting SAP niet aan zijn besluit ten grondslag kunnen leggen, omdat het advies onjuistheden bevat en onvoldoende is gemotiveerd. Eiseres betwist dat de warme maaltijdvoorziening slechts tijdelijk noodzakelijk zou zijn. Zij stelt dat haar aandoeningen permanent zijn en dat ergotherapeutische hulp daar geen verandering in kan brengen. Daarbij liggen de redenen voor een maaltijdvoorziening volgens eiseres niet alleen in orthopedische beperkingen, maar in al haar beperkingen.
Eiseres stelt, naast last van haar pols, last te hebben van hartritmestoornissen en artrose. Zij voert aan dat zij bèta-blokkers gebruikt, waardoor haar energie erg laag is en dat zij lijdt aan het prikkelbaar darm syndroom, waardoor zij altijd moe is. Tot slot stelt eiseres last te hebben van slijtage in haar onderrug, waardoor zij soms geen stap kan zetten en niet kan staan.
3.6
Volgens vaste rechtspraak mag het college zich in zijn beslissing baseren op een advies van een deskundige, mits het advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, het geen onjuistheden bevat en deugdelijk is gemotiveerd (zie CRvB 26 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2823).
3.7
De rechtbank is van oordeel dat de adviezen van Stichting SAP hier niet aan voldoen. In beide adviezen worden, naast de orthopedische beperkingen en de klachten aan het linker oog, de andere door eiseres gestelde beperkingen wel opgesomd, maar uit de adviezen blijkt niet of deze beperkingen ook zijn meegewogen. De conclusie dat een warme maaltijdvoorziening vanaf 1 december 2019 niet (langer) noodzakelijk is, wordt in het eerste advies volledig opgehangen aan de (gestelde) tijdelijke aard van de orthopedische beperkingen aan de pols van eiseres en in het tweede advies aan de (kennelijk) beperkte impact van de operatie aan haar linker oog. De rechtbank stelt vast dat, als de andere beperkingen wel zijn meegewogen, niet wordt gemotiveerd waarom een warme maaltijdvoorziening voor eiseres op grond van deze beperkingen, althans het totaal van alle beperkingen tezamen, niet noodzakelijk is. Gelet hierop heeft het college deze adviezen naar het oordeel van de rechtbank niet aan zijn besluit ten grondslag kunnen leggen en is sprake van een onderzoeks- en motiveringsgebrek.
4.
Conclusie
4.1
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
4.2
De rechtbank zal niet zelf in de zaak voorzien, omdat nader medisch onderzoek nodig is om te kunnen beoordelen of het totaal van de beperkingen die eiseres ervaart, maakt dat een warme maaltijdvoorziening ook na 1 december 2019 noodzakelijk kan worden geacht. Het college zal daarom een nieuw besluit moeten nemen op de bezwaren van eiseres, rekening houdend met deze uitspraak. De rechtbank geeft partijen in overweging hierbij informatie van de huisarts en behandelende artsen van eiseres te betrekken.
4.3
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
4.4
Eiseres komt ook in aanmerking voor vergoeding van haar reiskosten ten behoeve van de zitting van de rechtbank op 15 oktober 2020 (artikel 1 aanhef, onder d, in verbinding met artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht). Voor reiskosten geldt het tarief van artikel 11, eerste lid, onder d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Dit laatste artikel schrijft de volgende tarieven voor: reiskosten openbaar vervoer, laagste klasse, of kilometervergoeding van € 0,28 per kilometer als openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk is. Nu uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt dat zij geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, kent de rechtbank een reiskostenvergoeding toe van € 11,76 (21 km x 2 x € 0,28).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het college op een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 11,76.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier, op 27 oktober 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.