In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een alleenstaande vrouw van 62 jaar, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen, verweerder. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor een warme maaltijdvoorziening, die in eerste instantie was toegewezen voor de periode van 1 oktober 2019 tot 1 december 2019. Echter, de aanvraag voor de periode na 1 december 2019 werd afgewezen door het college, omdat zij deze kosten niet noodzakelijk achtte. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, die een WAO-uitkering ontvangt, orthopedische beperkingen heeft die haar belemmeren in het koken. De rechtbank heeft de adviezen van de Stichting Samenwerkende Adviserende Professionals (SAP) beoordeeld, die de noodzakelijkheid van de maaltijdvoorziening hadden onderzocht. De rechtbank concludeert dat de adviezen niet voldoende gemotiveerd zijn en dat de andere door eiseres genoemde beperkingen niet adequaat zijn meegewogen in de besluitvorming van het college.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de reiskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.