In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 november 2020 uitspraak gedaan over de teruggaaf van dividendbelasting door een in Italië gevestigd pensioenfonds. De belanghebbende, een gesloten pensioenfonds, had verzoeken ingediend tot teruggaaf van dividendbelasting voor de jaren 2009 tot en met 2015. De inspecteur van de Belastingdienst had een aantal verzoeken niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding en andere verzoeken afgewezen op basis van de stelling dat de belanghebbende niet vergelijkbaar is met vrijgestelde Nederlandse pensioenfondsen. De rechtbank oordeelde dat de beroepen ontvankelijk waren, omdat de inspecteur niet had aangetoond dat de uitspraken op bezwaar tijdig waren verzonden. De rechtbank overwoog verder dat het Unierecht niet meebrengt dat ondanks termijnoverschrijding aanspraak bestaat op teruggaven. De belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat er dividendbelasting is ingehouden, omdat hij geen dividendnota's heeft overgelegd en de overgelegde stukken in het Italiaans waren zonder vertaling. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet vergelijkbaar is met een vrijgesteld Nederlands pensioenfonds en dat hij geen recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting. De beroepen werden ongegrond verklaard.