ECLI:NL:RBZWB:2020:5524
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van WAO-uitkering op basis van fictieve schatting van arbeidsongeschiktheid en ondernemersinkomen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de terugvordering van een WAO-uitkering. Eiser had een WAO-uitkering ontvangen, maar het UWV vorderde een bedrag van € 7.837,80 terug, omdat eiser inkomsten uit werk had die de hoogte van zijn uitkering beïnvloedden. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV, maar het UWV verklaarde zijn bezwaren ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het UWV ongegrond verklaard.
De rechtbank overwoog dat het UWV terecht een fictieve schatting had gemaakt van de arbeidsongeschiktheid van eiser, waarbij rekening was gehouden met zijn ondernemersinkomen. Eiser betwistte de hoogte van zijn maatmaninkomen en de wijze waarop het UWV zijn arbeidsongeschiktheidspercentage had berekend. De rechtbank oordeelde dat het UWV de juiste methodiek had gevolgd en dat de berekeningen correct waren uitgevoerd. Eiser had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat het UWV van terugvordering afzag.
De rechtbank concludeerde dat het UWV op basis van de geldende wet- en regelgeving terecht had gehandeld en dat de terugvordering van de WAO-uitkering gerechtvaardigd was. Eiser had geen recht op een hogere uitkering dan het UWV had vastgesteld, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.