Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 15 mei 2019
- het proces-verbaal van comparitie van 24 september 2019.
2.De feiten
“
(…) De externe factor omgevingstrillingen, heeft naar ons oordeel tot onderhavig schadebeeld geleid. (…) De uitgewezen overschrijding van de trillingsnormen door een duidelijk bewezen toename van frequentie, lengte (dus gewicht) en snelheid van het passerende treinverkeer sinds 1990, bevestigt ons vermoeden hieromtrent. Ons is niet gebleken dat er andere factoren zijn geweest die tot onderhavig schadebeeld kunnen hebben geleid (…)”.
Wij hebben uit de resultaten van de uitgevoerde trillingsmetingen afgeleid dat het piek niveau van de trillingsbelasting op de woning 3,29 mm/s op de begane grond en 2,47 mm/s op de etage bedraagt, bij een frequentie tussen de 5 Hz en 15 Hz. De conclusie van de onderzoeksrapportage was dat de kans dat de trillingsintensiteit op de begane grond bouwkundige schade kan veroorzaken tussen de 10 % en 20% ligt, ofwel een verhoogde kans. Duidelijk is evenwel ook geworden dat de trillingen in de constructie zich met name in horizontale richting verplaatsen, van meetpunt A naar Meetpunt C (achtergevel, begane grond). In verticale richting van meetpunt A naar meetpunt B (1e etage) dempen de trillingen aantoonbaar uit tot een niveau dat conform de SBR Richtlijnen 2017, deel A, onder de grenswaarde ligt. Dit leidt tot een schadekans kleiner dan 1% voor bouwdelen op de verdieping van de woning.Omtrent het trillingsniveau kunnen wij concluderen dat er een verhoogde kans is dat er bouwkundige schade kan ontstaan. De piekwaarde van 3,29 mm/s bij 9 Hz is onmiskenbaar veroorzaakt door een passerende trein. Ook duidelijk is dat dit trillingsniveau intimiderend kan overkomen voor de bewoners van de woning en als onprettig ervaren kan worden.
Uit onderzoeken blijkt dat sprake is van negen tot dertien passerende goederentreinen per dag met circa 25 bakken en een gemiddelde snelheid van 81 km/u. De trillingshinder hiervan ligt tussen Vmax 1,2 en 1,6, wat in de zin van de SBR richtlijn B geen “ernstige” hinder is. Het staat ProRail niet vrij om ingrijpende en kostbare trillingsreducerende maatregelen te treffen, zoals de aanleg van een spoorbak, tenzij dit plaatsvindt in het kader van specifieke projecten ter uitvoering van tracébesluiten. Daarvan is in dit geval geen sprake. De beheerplannen tot en met 2018 voorzagen ook niet in het nemen van trillingsreducerende maatregelen. In 2015 en 2018 zijn wel werkzaamheden verricht bij de overweg Buys Ballotstraat / Patijnweg die de trillingshinder mogelijk inmiddels hebben beperkt. Verdere effectieve maatregelen kunnen slechts tegen enorm hoge kosten worden gemaakt. Dit kan in redelijkheid niet van ProRail worden gevergd. [eiser] had bij de aankoop van de woning ook rekening kunnen houden met de (autonome) groei van het (goederen)treinverkeer, waaronder meer en langere treinen. Dit is een normale maatschappelijke ontwikkeling en [eiser] heeft een zekere mate van (toename van) trillingshinder te dulden. ProRail wijst voorts op het maatschappelijk belang van het treinverkeer en de omstandigheid dat het huidige gebruik van de spoorweg ter plaatse is toegestaan. ProRail betwist de (hoogte van de) door [eiser] gevorderde vergoeding voor immateriële schade.
4.De beoordeling
Railinfratrust
Uit dat rapport kan worden afgeleid dat passerend treinverkeer in de woning van [eiser] nog steeds tot aanzienlijke trillingen leidt. Alle door [expertisebureau B] gemeten maximale trillingssnelheden overschrijden de SBR B streefwaarde en vallen, afgezet tegen de classificatie van SBR B, in de categorie “hinder”, dan wel, in één geval (3,29 mm/s bij meetpunt A), in de categorie “ernstige hinder”. [expertisebureau B] wijst er in dit verband in haar rapport ook op dat duidelijk is dat dit trillingsniveau intimiderend kan overkomen voor de bewoners en als onprettig kan worden ervaren. Gelet op deze bevindingen heeft ProRail naar het oordeel van de rechtbank haar verweer, dat de - na de metingen van TNO en [deskundigenbureau] - aan het spoor verrichte werkzaamheden - mogelijk - de hinder als gevolg van trillingen hebben beperkt, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal hier dan ook aan voorbijgaan. Anderzijds is de enkele meting van 3,29 mm/s op 26 november 2018 onvoldoende om te kunnen concluderen dat structureel sprake is van, zoals [eiser] stelt, “ernstige hinder” in de SBR B classificatie. De rechtbank gaat er daarom bij de beoordeling van uit dat (nog steeds) sprake is van trillingswaarden die vallen in de categorie “hinder” van de SBR B als gevolg van passerend treinverkeer in de woning van [eiser].