Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 17 juni 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres], te [naam woonplaats], eiseres,
Procesverloop
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Overwegingen
- 2.984,44 +
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een loonaanvullingsuitkering. Eiseres had in een eerder besluit van 17 maart 2020 een loonaanvullingsuitkering toegekend gekregen met ingang van 29 mei 2020, maar was het niet eens met de hoogte van het WIA-dagloon dat door het UWV was vastgesteld. Eiseres stelde dat haar WIA-maandloon lager was dan het door het UWV gehanteerde bedrag, omdat dit was berekend op basis van een combinatie van het WW-dagloon en lagere inkomsten uit werk. Eiseres vond de wettelijke regeling onredelijk en verzocht om een herberekening op basis van een hoger WW-/ZW-dagloon.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond heeft verklaard. Tijdens de zitting op 6 mei 2021 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, terwijl het UWV zich liet vertegenwoordigen door mr. M.W.G. Bombeeck. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en geconcludeerd dat het UWV op goede gronden de loonaanvullingsuitkering heeft toegekend. De rechtbank heeft de wettelijke bepalingen van de WIA en het Dagloonbesluit in acht genomen en vastgesteld dat de referteperiode en de berekening van het WIA-maandloon correct zijn uitgevoerd.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij heeft benadrukt dat de rechter niet vrij is om de wetgeving te toetsen op grondwettigheid of billijkheid. De rechtbank heeft de keuze van de wetgever gerespecteerd en geconcludeerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de strikte toepassing van de wet rechtvaardigen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.