ECLI:NL:RBZWB:2021:3124

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6391
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering en terugvordering door Baanbrekers op basis van Participatiewet

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2021, hebben eisers, een echtpaar, beroep ingesteld tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Dit besluit, genomen op 1 april 2020, verklaarde de bezwaren van eisers tegen eerdere besluiten ongegrond. De primaire besluiten betroffen de intrekking van hun recht op een (aanvullende) bijstandsuitkering per 1 oktober 2019 en de terugvordering van een bedrag van € 4.481,58 wegens onterecht ontvangen bijstandsuitkering over de jaren 2014 tot en met 2017. Baanbrekers stelde dat eisers hun inlichtingenplicht hadden geschonden door belastingteruggaven niet te melden, waardoor zij te veel bijstand hadden ontvangen.

Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. J.L.A.M. van Os, waren niet aanwezig op de zitting van 27 mei 2021. Baanbrekers werd vertegenwoordigd door twee gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de algemene heffingskorting tot de middelen behoort die in mindering moeten worden gebracht op de bijstandsuitkering. De rechtbank volgde het standpunt van Baanbrekers dat eisers, ondanks het inschakelen van een belastingadviseur, zelf verantwoordelijk waren voor het melden van de ontvangen belastingteruggaven. De rechtbank concludeerde dat Baanbrekers terecht de bijstandsuitkering had ingetrokken en het bedrag van € 4.481,58 terugvorderde.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6391 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] en [naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eisers

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en

Het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 27 november 2019 (primair besluit I) heeft Baanbrekers het recht op een (aanvullende) bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet ingetrokken met ingang van 1 oktober 2019 omdat de inkomsten van eisers hoger zijn dan de bijstandsnorm.
In het besluit van 12 december 2019 (primair besluit II) heeft Baanbrekers een bedrag van
€ 4.481,58 van eisers teruggevorderd wegens onverschuldigd betaalde bijstandsuitkering over de jaren 2014 tot en met 2017.
In het besluit van 1 april 2020 (bestreden besluit) heeft Baanbrekers de bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard. Eisers hebben afgezien van een hoorzitting.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Baanbrekers heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 27 mei 2021. Eisers en hun gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Namens Baanbrekers zijn [naam aanwezige verweerder 1] en [naam aanwezige verweerder 2] als gemachtigden verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten
Eisers ontvingen een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden sinds 24 december 2013 in aanvulling op het pensioen van eiser en de WAO-uitkering van eiseres. Uit de voorlopige aanslag 2019 is gebleken dat eiser recht heeft op de algemene heffingskorting ter hoogte van € 2.148,00 (€ 182,00 per maand).
Verder is gebleken dat eisers over de jaren 2014 tot en met 2017 een belastingteruggave hebben ontvangen die zij niet bij Baanbrekers hebben gemeld.
2.
Het bestreden besluit
Baanbrekers stelt zich op het standpunt dat de algemene heffingskorting tot de middelen behoort die als inkomsten in mindering moet worden gebracht op de bijstandsuitkering. Eisers totale inkomsten zijn, rekening houdend met de heffingskorting, hoger dan de voor hen geldende bijstandsnorm. Baanbrekers heeft daarom het recht op bijstandsuitkering ingetrokken per 1 oktober 2019.
Baanbrekers stelt verder dat eisers de inlichtingenplicht hebben geschonden omdat zij van de belastingteruggaven geen melding hebben gemaakt. Zij hebben daardoor over de jaren 2014 tot en met 2017 een bedrag van € 4.481,58 netto teveel ontvangen. Baanbrekers vordert dit van eisers terug. Baanbrekers stelt dat eisers, ondanks dat zij een belastingadviseur hadden ingeschakeld, een eigen verantwoordelijkheid hadden in het melden van de ontvangen bedragen. Baanbrekers stelt dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien.
3.
Beroepsgronden
Eisers wijzen allereerst op de ingediende bezwaarschriften en stellen dat hun bezwaren onvoldoende zijn weerlegd. Eisers bestrijden dat het hun eigen verantwoordelijkheid bleef om na te vragen hoe het zat met de belastingteruggaven. Eiseres hebben een door de gemeente geadviseerde adviseur ingeschakeld omdat zij geen verstand hebben van dit soort zaken. Zij mochten ervan uitgaan dat alles in orde was. De adviseur heeft eisers niet verteld wat zij moesten doen. Baanbrekers valt te verwijten dat zij niet eerder actie hebben ondernomen. Daarom vinden zij het niet redelijk dat zij alleen voor alle nadelen moeten opdraaien.
4.
Wettelijk kader
Met ingang van 1 januari 2015 is de Wet werk en bijstand (Wwb) ingetrokken en vervangen door de Participatiewet. Voor zover dit geschil betrekking heeft op 2014, is de Wwb van toepassing. Het toetsingskader Participatiewet verschilt overigens voor zover hier van belang niet van dat van de Wwb.
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Participatiewet worden tot de middelen alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen worden mede gerekend de middelen die ten behoeve van het levensonderhoud van de belanghebbende door een niet in de bijstand begrepen persoon worden ontvangen. In elk geval behoort tot de middelen de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Op grond van artikel 54, derde lid, van de Participatiewet herziet het college een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt het een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Op grond van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, ten eerste, van de Participatiewet kan het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terugvorderen voor zover de bijstand anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat de belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 beschikt of kan beschikken.
Het achtste lid van dit artikel bepaalt dat het college kan besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
5.
Beoordeling
5.1.
Intrekking
De algemene heffingskorting behoort tot de middelen, gelet op het bepaalde in artikel 31, eerste lid, van de Participatiewet waar het volgende is opgenomen: “In elk geval behoort tot de middelen de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001”. Deze bepaling is dwingendrechtelijk van aard.
Baanbrekers heeft een berekening gemaakt van de totale inkomsten van eisers. Nu over 2019 aanspraak bestaat op de algemene heffingskorting, omgerekend € 182,00 per maand, is eisers inkomen hoger dan de voor hun toepasselijke bijstandsnorm. Tegen deze berekening hebben eisers geen gronden aangevoerd.
Baanbrekers heeft daarom terecht de uitkering ingetrokken met ingang van 1 oktober 2019.
5.2.
Terugvordering
In 2018 hebben eisers belastingteruggaven ontvangen over de jaren 2014, 2015 en 2017.
Van deze teruggaven hebben eisers geen melding gemaakt. Op verzoek van Baanbrekers hebben eisers ook over 2016 aangifte gedaan en een teruggave ontvangen.
Eisers erkennen dat zij geen mededeling hebben gedaan van de ontvangen bedragen. Zij stellen dat zij er van uit mochten gaan dat hun belastingadviseur, die hun door Baanbrekers was geadviseerd, alles goed had gedaan. Deze heeft hen niet verteld dat zij de ontvangen bedragen moesten opgeven.
De rechtbank volgt Baanbrekers in het standpunt dat het eisers eigen verantwoordelijkheid blijft om de ontvangen belastingteruggaven op te geven. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep komt het handelen en nalaten van een vertegenwoordiger, bewindvoerder of adviseur voor rekening en risico van de betrokkene, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2766. Het gaat in eisers geval om teruggave van de algemene heffingskortingen die tot de middelen behoren. Eisers ontvingen genoemde bedragen op hun bankrekening. Indien het hun onduidelijk was of zij de teruggave moesten opgeven, hadden zij dit bij Baanbrekers moeten navragen.
In totaal hebben eisers over de jaren 2014 tot en met 2017 vanwege de ontvangen heffingskortingen een bedrag van € 4.481,58 netto te veel aan bijstand ontvangen. Heffingskortingen mogen als middel voor de bepaling van de bijstandsverlening in aanmerking worden genomen als zij betrekking hebben op de verleende bijstandsuitkering (ECLI:NL:CRVB:2020:1537). In eisers geval is aan deze voorwaarde voldaan omdat zij over de volledige jaren een bijstandsuitkering ontvingen.
Baanbrekers mocht de teruggaven als naderhand verkregen middelen als bedoeld in artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, ten eerste, van de Participatiewet aanmerken en het te veel aan bijstand van eisers terugvorderen.
6. Op grond van het voorgaande is het beroep ongegrond.
7. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 21 juni 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl .
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.