In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2021, hebben eisers, een echtpaar, beroep ingesteld tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Dit besluit, genomen op 1 april 2020, verklaarde de bezwaren van eisers tegen eerdere besluiten ongegrond. De primaire besluiten betroffen de intrekking van hun recht op een (aanvullende) bijstandsuitkering per 1 oktober 2019 en de terugvordering van een bedrag van € 4.481,58 wegens onterecht ontvangen bijstandsuitkering over de jaren 2014 tot en met 2017. Baanbrekers stelde dat eisers hun inlichtingenplicht hadden geschonden door belastingteruggaven niet te melden, waardoor zij te veel bijstand hadden ontvangen.
Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. J.L.A.M. van Os, waren niet aanwezig op de zitting van 27 mei 2021. Baanbrekers werd vertegenwoordigd door twee gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de algemene heffingskorting tot de middelen behoort die in mindering moeten worden gebracht op de bijstandsuitkering. De rechtbank volgde het standpunt van Baanbrekers dat eisers, ondanks het inschakelen van een belastingadviseur, zelf verantwoordelijk waren voor het melden van de ontvangen belastingteruggaven. De rechtbank concludeerde dat Baanbrekers terecht de bijstandsuitkering had ingetrokken en het bedrag van € 4.481,58 terugvorderde.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.