Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[plaats],
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- De ten gunste van DE en DEE bestaande kredietfaciliteit van € 300.000 ingetrokken;
- Een nieuwe kredietfaciliteit aan DE verleend van € 250.000 (hierna: de lening) met onder meer als voorwaarden kwartaalaflossingen van € 5.000 en een renteopslag van 2%;
- Bevestigd dat ‘op de rekening een bedrag groot € 50.000 is binnengekomen’. Dit bedrag heeft belanghebbende geleend van derden;
- Een pandrecht gevestigd op inventaris, voorraden en vorderingen;
- De borgstelling voor het bedrag van € 100.000, die ten behoeve van Rabobank was gegeven door de verkopers van DE, vrijgegeven;
- Een borgstelling tot een bedrag van € 350.000 verlangd en verkregen van [BV 1] ;
- Een borgstelling tot een bedrag van € 100.000 verlangd en verkregen van belanghebbende (hierna: de borgstelling).
Waartoe partijen verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
- De borgstelling samenhing met belanghebbendes persoonlijke verdiencapaciteit, omdat de borgstelling heeft gediend om het commitment van belanghebbende, als feitelijk ondernemer, jegens Rabobank vast te leggen.
- De vermogenspositie van de vennootschappen en van belanghebbende bij de beoordeling niet relevant zijn, omdat de borgstelling enkel samenhangt met de persoonlijke verdiencapaciteit van belanghebbende.
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: