In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over twee informatiebeschikkingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze beschikkingen, die waren afgegeven in het kader van de overdracht van aandelen in twee vennootschappen. De inspecteur had op 29 september 2017 informatiebeschikkingen afgegeven omdat de belanghebbende niet had gereageerd op eerder gestelde vragen over de aandelenoverdracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur voldoende heeft aangetoond dat de gevraagde informatie relevant kan zijn voor de belastingheffing van de belanghebbende. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet verplicht was om specifiek te vermelden tot welk soort belastbaar inkomen de aandelenoverdrachten zouden kunnen leiden, en dat de stelling van de belanghebbende dat de aandelen aan onafhankelijke derden zijn overgedragen niet met bewijsstukken was onderbouwd. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en gaf de belanghebbende een termijn van twee maanden om alsnog de gevraagde informatie te verstrekken. De uitspraak benadrukt de ruime bevoegdheid van de inspecteur om inlichtingen te vragen en de relevantie van dergelijke informatie voor de belastingheffing.