ECLI:NL:RBZWB:2021:3330

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7646
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding WIA-uitkering en verzoek om laptopvergoeding afgewezen

Op 1 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Verzoekster had het UWV verzocht om schadevergoeding wegens het niet tijdig nemen van besluiten met betrekking tot haar WIA-uitkering en een verzoek om vergoeding van kosten voor een laptop en vervoerskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een WIA-uitkering ontving en dat zij per 1 februari 2018 is gaan werken. Het UWV heeft haar uitkering per 1 juli 2018 stopgezet en teruggevorderd over de periode waarin zij teveel uitkering ontving. Verzoekster heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze besluiten.

De rechtbank overweegt dat er geen wettelijke beslistermijn is voor ambtshalve besluiten, maar dat dit niet betekent dat het UWV onrechtmatig heeft gehandeld. Verzoekster was zich bewust van haar verplichtingen en had de mogelijkheid om de teveel ontvangen uitkering terug te betalen. De rechtbank concludeert dat er geen bijkomende omstandigheden zijn die onrechtmatig handelen van het UWV zouden rechtvaardigen. Ook het verzoek om schadevergoeding voor de laptop en vervoerskosten wordt afgewezen, omdat verzoekster geen formele aanvraag heeft ingediend. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7646 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2021 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [naam woonplaats] , verzoekster

gemachtigde: mr. A.C.R. Molenaar,
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Met de brief van 4 maart 2020 heeft verzoekster aan het UWV gevraagd om haar schade te vergoeden.
Met de brief van 24 april 2020 heeft het UWV het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Verzoekster heeft de rechtbank gevraagd om het UWV te veroordelen tot vergoeding van schade.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is besproken op de zitting van de rechtbank op 16 juni 2021.
Hierbij waren aanwezig verzoekster, haar gemachtigde, en namens het UWV drs. S. Barto.

Overwegingen

1. Verzoekster heeft een WIA-uitkering ontvangen. Met ingang van 1 februari 2018 is zij gaan werken.
Met het besluit van 4 juli 2018 heeft het UWV aan verzoekster meegedeeld dat de uitkering met ingang van 1 juli 2018 voorlopig niet wordt betaald.
Met het besluit van 10 september 2018 heeft het UWV de WIA-uitkering opnieuw vastgesteld, rekening houdend met de inkomsten van verzoekster. De uitkering wordt met terugwerkende kracht over de periode van 1 februari 2018 tot en met 30 juni 2018 herzien. Met een ander besluit van 10 september 2018 is aan verzoekster meegedeeld dat zij een bedrag van € 5.937,53 moet terugbetalen.
Verzoekster heeft geen bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 10 september 2018.
Verzoekster heeft het UWV verzocht haar schade tot een bedrag van € 6.263,07 te vergoeden.
Wettelijk kader
3. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, onder c, van de Algemene wet Bestuursrecht (Awb) is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van het niet tijdig nemen van een besluit.
Beoordeling rechtbank
4. Ter zitting heeft verzoekster zich op het standpunt gesteld dat de grondslag voor haar schadeverzoek is gelegen in het niet tijdig stopzetten van haar uitkering dan wel niet tijdig nemen van een herzienings- en terugvorderingsbesluit. Verder heeft zij ook schade geleden omdat niet tijdig is beslist op haar verzoek om vergoeding van een laptop en vervoerskosten.
Schade ten gevolge van het niet tijdig nemen van het herzienings- en terugvorderingsbesluit
5. Herzienings-, terugvorderings- en schorsingsbesluiten zijn geen besluiten die op aanvraag worden genomen. Het gaat hier om ambtshalve genomen besluiten. De rechtbank stelt vast dat er voor het nemen van ambtshalve besluiten geen wettelijke beslistermijn is opgenomen in de Awb. Dit betekent echter niet dat artikel 8:88, eerste lid, onder c van de Awb geen toepassing kan vinden. Het vereiste van een redelijke beslistermijn ligt immers ook opgesloten in het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Awb. [1]
6. De Hoge Raad heeft eerder bepaald dat de enkele omstandigheid dat een bestuursorgaan een besluit neemt met overschrijding van de wettelijke beslistermijn, onvoldoende is voor het oordeel dat onrechtmatig wordt gehandeld in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig die meebrengen dat het bestuursorgaan, door pas na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn een besluit te nemen, in strijd handelt met de in het maatschappelijk verkeer jegens een belanghebbende in acht te nemen zorgvuldigheid. [2] De rechtbank ziet aanleiding om deze rechtspraak ook te volgen in die situaties dat er geen sprake is van een wettelijke beslistermijn.
7. Uit de stukken blijkt dat verzoekster op 25 januari 2018 heeft gemeld dat zij een Beroeps Begeleidende Leerweg opleiding (BBL) gaat volgen en dat de nieuwe baan er waarschijnlijk voor zal zorgen dat zij volledig uit de WIA komt. Het UWV heeft ter zitting gesteld dat uit deze melding de conclusie had kunnen worden getrokken dat er sprake was van inkomsten. Uit de stukken blijkt niet dat verzoekster bij haar melding ook al de inkomsten heeft doorgegeven die zij vanuit haar nieuwe baan zou gaan ontvangen.
8. Per 1 juli 2018 heeft het UWV de betaling van de uitkering stopgezet. Dit is aan verzoekster meegedeeld met het besluit van 4 juli 2018 en is ook telefonisch aan haar meegedeeld op dezelfde datum. Met de besluiten van 10 september 2018 is de uitkering over de periode van 1 februari 2018 tot en met 30 juni 2018 herzien en de teveel betaalde uitkering teruggevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat, zo al geoordeeld zou moeten worden dat met deze besluitvorming de redelijke beslistermijn is overschreden, er geen sprake is van bijkomende omstandigheden zoals genoemd in de uitspraak van de Hoge Raad. Verzoekster wist immers dat zij naast haar inkomsten uit arbeid geen recht had op de uitkering en dat zij het bedrag dat zij na 1 februari 2018 heeft ontvangen, (deels) terug zou moeten betalen. Ter zitting heeft verzoekster nog expliciet gesteld dat zij van mening is geen recht te hebben op het geld van het UWV omdat zij werkzaam was. Verzoekster had het geld dat zij teveel ontving dan ook kunnen reserveren en op het moment van terugvordering meteen terug kunnen betalen. Overigens blijkt uit de telefoonnotities dat het UWV op 4 juli 2018 met verzoekster heeft gesproken en aan haar heeft meegedeeld dat er over de periode 1 februari 2018 tot en met 30 juni 2018 te veel uitkering is betaald. Verzoekster heeft tijdens dit telefoongesprek aangegeven te weten dat zij teveel uitkering heeft ontvangen en dat zij daarvoor ook een bedrag heeft gereserveerd.
Vanaf het moment dat het UWV het terugvorderingsbesluit had genomen, had verzoekster nog ruim de gelegenheid om in hetzelfde belastingjaar terug te betalen. Als zij dat gedaan had, zou er ook geen schade zijn ontstaan. Dat verzoekster om haar moverende redenen een deel van het door haar gereserveerde bedrag heeft gebruikt voor de aanschaf van een laptop maakt niet dat er sprake is van bijkomende omstandigheden. Ook de stelling van verzoekster dat op 23 februari 2018 haar door het UWV telefonisch de toezegging is gedaan dat de laptop vergoed zou worden, zodat zij de te veel betaalde uitkering daarvoor mocht gebruiken, maakt dit niet anders. Uit de overgelegde telefoonnotities kan dit namelijk niet worden afgeleid. Nu er geen sprake is van bijkomende omstandigheden is er ook geen sprake van een onrechtmatig handelen dan wel nalaten. Het UWV was dan ook niet gehouden om de door verzoekster geleden (im)materiële schade te vergoeden. Daarbij zal de rechtbank in het midden laten of de door verzoekster geclaimde schadeposten (in het geheel) voor vergoeding in aanmerking zouden komen als er wel sprake zou zijn geweest van onrechtmatig handelen of nalaten.
Schade ten gevolge van het niet tijdig beslissen op het verzoek om een laptop/vervoerskosten.
9. Voor besluiten op een aanvraag gelden wettelijke beslistermijnen. In dat geval kan vergoeding van schade vanwege niet tijdig beslissen echter pas aan de orde zijn indien sprake is van een aanvraag waarop niet tijdig is beslist en van bijkomende omstandigheden die tot onrechtmatig handelen of nalaten leiden. Partijen verschillen van mening of er sprake is van een aanvraag voor vergoeding van kosten van aanschaf van een laptop en vervoerskosten. De rechtbank zal daarom eerst beoordelen of er sprake is geweest van een aanvraag.
De rechtbank stelt vast dat er bij de gedingstukken geen aanvraagformulier zit. Uit de gespreksnotities blijkt weliswaar dat verzoekster heeft gevraagd om de mogelijkheden voor een vergoeding van kosten van een laptop, maar niet dat zij daadwerkelijk een aanvraag heeft ingediend. Zoals hiervoor overwogen, is niet gebleken dat op 23 februari 2018 een toezegging is gedaan om kosten te vergoeden, zodat daaruit ook niet kan worden afgeleid dat er een aanvraag is gedaan. Ter zitting heeft verzoekster voorts een e-mail van het UWV voorgelezen van 2 januari 2019 waaruit volgens haar blijkt dat haar aanvraag is afgewezen. Deze e-mail is niet door verzoekster overgelegd en uit het citaat van verzoekster blijkt ook niet dat er sprake is van een afwijzing van een aanvraag. Het door eiser voorgelezen citaat lijkt er eerder op te wijzen dat er algemene informatie is verstrekt over voorwaarden voor vergoeding van een laptop en in welke situaties een aanvraag wordt afgewezen. Deze algemene informatie kan niet worden aangemerkt als een afwijzing zodat daaruit ook niet kan worden geconcludeerd dat er een aanvraag is ingediend. Ter zitting heeft verzoekster nog gesteld dat aan haar was toegezegd dat een aanvraagformulier zou worden toegezonden, maar dat zij zo’n formulier nooit heeft ontvangen.
Uit wat hiervoor is opgenomen kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat verzoekster geen aanvraag heeft gedaan voor een laptop/vervoerskosten. Er kan dan ook geen sprake zijn van het niet tijdig beslissen op een aanvraag. Het UWV was dan ook niet gehouden om de door verzoekster gestelde, daardoor geleden schade te vergoeden. Ook hier zal de rechtbank in het midden laten of de door verzoekster geclaimde schadeposten (in het geheel) voor vergoeding in aanmerking zouden komen als er wel sprake zou zijn geweest van het onrechtmatig niet tijdig beslissen.
10. Gelet op alles wat hiervoor is overwogen zal het verzoek om het UWV te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding worden afgewezen.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 1 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

2.ECLI:NL:HR:2010:BM7040, overweging 3.4.2