Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en zorgverzekeringswet (ZVW) voor de jaren 2013 tot en met 2016, die door de inspecteur waren opgelegd. De inspecteur had deze aanslagen gebaseerd op kasopstellingen die waren opgesteld aan de hand van bankafschriften en andere informatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur niet voldoende duidelijkheid heeft gegeven over de ontvangst van informatie uit strafrechtelijke onderzoeken, wat twijfel oproept over de rechtvaardiging van de navorderingsaanslagen. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende niet in zijn rechtspositie is geschaad door schending van het inzagerecht en het recht om een zienswijze in te dienen. De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen als terecht beoordeeld, maar heeft de boetebeschikkingen gematigd wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikkingen en de boetes verminderd. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de belanghebbende.