ECLI:NL:RBZWB:2021:4093

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8445
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de beëindiging van haar WIA-uitkering. Eiseres, die sinds 2011 psychisch ziek is, had een WIA-uitkering ontvangen, maar deze werd per 14 maart 2020 beëindigd omdat het UWV haar arbeidsongeschiktheid op 29,6% had vastgesteld. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het procesverloop en de medische beoordelingen van het UWV zorgvuldig bekeken. Het UWV had in eerdere besluiten, waaronder een primair besluit van 13 januari 2020 en een bestreden besluit van 4 augustus 2020, geconcludeerd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 8 oktober 2019 adequaat waren. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd om te twijfelen aan de conclusies van het UWV. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat de WIA-uitkering terecht was beëindigd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8445 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres

gemachtigde: drs. F.J.A. Verheijen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 13 januari 2020 (primair besluit) heeft het UWV de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) beëindigd omdat zij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht.
In het besluit van 4 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 25 juni 2021.
Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van eiseres en mr. J.F.C.A.M. Weterings namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als assistent hotelmanager bij [naam hotel] . Voor dat werk is zij op 25 juli 2011 uitgevallen vanwege psychische klachten.
Met ingang van 21 juli 2014 ontving eiseres een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100% en vanaf 7 september 2016 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-80%. Per 10 maart 2018 is de WIA-uitkering beëindigd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt werd bevonden.
Bij besluit van 5 juli 2018 heeft het UWV eiseres per 4 juni 2018 weer een WIA-uitkering voor een volledige arbeidsongeschiktheid toegekend omdat eiseres geen benutbare mogelijkheden had vanwege een intensieve behandeling.
Bij het primaire besluit heeft het UWV de WIA-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 14 maart 2020 omdat eiseres per 7 januari 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 7 januari 2020 heeft vastgesteld op 29,60% en daarom de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd per 14 maart 2020.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een primaire arts onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Primaire arts [naam primaire arts] heeft het dossier bestudeerd, informatie verkregen van de behandelend psychiater [naam psychiater] van de Viersprong te Halsteren van 11 september 2019 en eiseres gezien en onderzocht op het spreekuur van 1 oktober 2019. Bij dit onderzoek was tevens aanwezig [naam verzekeringsarts] , verzekeringsarts.
Gerapporteerd wordt dat bij lichamelijk onderzoek geen afwijkingen aan de gewrichten blijken. Bewegingen van de rug zijn mogelijk, maar wel gevoelig. Er is geen aanvullende informatie beschikbaar voor de rugklachten, maar die zijn gezien het onderzoek en het overgewicht wel aannemelijk
De psychiatrische problematiek is volgens de primaire arts verbeterd, maar eiseres behoeft nog steeds behandeling. Anders dan in het kader van de WIA op 22 juni 2018 is geconcludeerd is, nu ruim een jaar verder, geen sprake meer van een situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’ vanwege een intensief behandeltraject, omdat de frequentie van de therapie zodanig is dat dit geen belemmering meer is om tot de arbeidsmarkt toe te treden. Inmiddels zit eiseres in de derde fase van behandeling bij de Viersprong (therapie 1 x per 2 weken). Ondanks dat het nu beter gaat acht de primaire arts dezelfde beperkingen nog steeds van kracht, gelet op de zeer kwetsbare situatie, waarbij ook de behandelend psychiater aangeeft dat de draagkracht zeer beperkt is en dat bij toename van de draaglast een terugval in oude symptomatologie en patronen dreigt. Daarom dient bij het re-integreren rekening dient te worden gehouden met beperkingen in belastbaarheid. Om het zelfvertrouwen van eiseres te verbeteren en minder negatief over haarzelf te denken kan het voor haar erg waardevol zijn weer aan het werk te zijn. Daarbij acht de primaire arts het juist in deze fase van de behandeling goed het geleerde ook buiten de veilige omgeving van thuis in de praktijk te brengen.
Volgens de primaire arts zien de beperkingen in de belastbaarheid van eiseres op het hanteren van emotionele problemen van anderen en het omgaan met conflicten, frequent reiken, frequent buigen, tillen/dragen, lopen en zitten tijdens het werk, het hanteren van zware lasten en staan tijdens het werk. Verder is zij aangewezen op voorspelbaar werk zonder veelvuldige deadlines en zonder een hoog handelingstempo, op werk waarin zij zo nodig kan terugvallen op anderen en zonder leidinggevende aspecten. Tenslotte is werk in avond en nacht niet geschikt. Deze beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de primaire arts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 8 oktober 2019.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts B&B] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd en heeft eiseres gezien op de hoorzitting van 1 juli 2020. Hij deelt de visie van de primaire arts. Hij acht het betoog van de arts helder en de vastgestelde beperkingen in functioneren door ziekte liggen volgens hem in lijn met de onderzoeksbevindingen en sporen met het ziektebeeld van eiseres.
De verzekeringsarts b&b kan de stelling dat eiseres duurzaam volledig arbeidsongeschikt zou zijn niet volgen omdat zij niet voldoet aan de criteria voor een dergelijk besluit.
De verzekeringsarts b&b ziet enige tegenstrijdigheid in de claim van eiseres op grond van ernstige psychische klachten en het gegeven dat zij heeft gekozen om te gaan inwonen bij haar schoonmoeder om te vermijden dat zij naar een zorginstelling zou moeten. Ook de afwezigheid van intensieve behandeling door een psychiater of psycholoog is moeilijk te verklaren. Hij wijst erop dat eiseres de medische interventie beperkt tot het om de drie maanden halen van medicatie bij de apotheek. De coronaproblematiek en de wens niet alles opnieuw te moeten vertellen kan de verzekeringsarts b&b evenmin koppelen aan ernstige psychiatrische problematiek die volledig invaliderend is.
De stelling dat het onmogelijk is dat iemand die volledig arbeidsongeschikt is en na een gesprek van 1 uur geacht wordt te kunnen werken, berust op een verkeerd inzicht. Niet de uitkomst van een vorig verzekeringsgeneeskundig onderzoek is leidend. De beperkingen uit de FML zijn leidend in de beoordeling. Dat vervolgens op arbeidskundige gronden een ander arbeidsongeschiktheidspercentage werd vastgesteld dan voorheen is verklaarbaar. Hij stelt daarbij dat dit mogelijk gevoelsmatig weinig invoelbaar is, maar dat gaat volgens hem voorbij aan de regelgeving omtrent de manier van beoordelen.
Dat er niet of onvoldoende aandacht is gegeven aan de psychische en lichamelijke klachten blijkt volgens de verzekeringsarts b&b niet uit de verzekeringsgeneeskundige rapportage en ook niet uit de vastgestelde beperkingen.
De verzekeringsarts b&b handhaaft de FML van 8 oktober 2019.
4.2
Eiseres voert aan dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Het medisch oordeel in het bestreden besluit is niet zorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd. Eiseres is van mening dat de verzekeringsarts b&b tijdens de hoorzitting nauwelijks aandacht heeft gehad voor de psyche. Er heeft op de hoorzitting geen lichamelijk of psychisch onderzoek plaatsgevonden. Eiseres verzoekt dat een onafhankelijk deskundige wordt ingeschakeld.
Zij is vanaf 2011 psychisch ziek. Zij wijst op de informatie van haar behandelend psychiater Van der Laan van 11 september 2019 waarin staat dat zij niet in staat is te werken. Volgens haar psychiater dreigt terugval als de draaglast wordt verhoogd. Eiseres stelt het volledige traject bij de Viersprong te hebben doorlopen, maar dat de ziekte niet stopt na een gevolgd traject. Daarmee was zij uitbehandeld, maar zij is nog steeds in therapie bij de medisch psychologe via de huisarts. Het UWV miskent dat de intensieve behandeling alleen vanwege corona tijdelijk is verminderd. Nu heeft zij weer wekelijks intensieve gesprekken met de huisarts. De huisarts wil echter geen verklaring afgeven, omdat de KNMG het beleid heeft dat een behandelend arts geen verklaring afgeeft over een eigen patiënt vanwege het gevaar van belangenconflicten. Haar medicatie gaat ook onverminderd voort zowel tegen gewrichtspijnen, als voor depressies en angstgevoelens en hoge bloeddruk.
Volgens eiseres houdt de FML geen rekening met haar psychische toestand. Ten onrechte worden concentratie, eigen gevoelens uiten en het omgaan met conflicten in de FML op nul gesteld, terwijl dat ‘zeer beperkt’ moet zijn. Eiseres wijst erop dat wanneer zij vermoeid raakt zij problemen krijgt met vasthouden en verdelen van aandacht.
Eiseres stelt mede door de coronasituatie vaak op bed te liggen en geen oplossing te zien. Een opname op de PAAZ-afdeling ging ook door corona niet door.
Verder stelt eiseres dat zij, gelet op haar ziektebeeld, de geduide functies niet kan vervullen.
Zij pleit voor maatwerk en menselijkheid. Eisers heeft ook een verklaring van haar echtgenoot overgelegd.
4.3
Oordeel rechtbank over de medische beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Het medisch onderzoek door de primaire arts is op het spreekuur van 1 oktober 2019 verricht in aanwezigheid en onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts. Het gegeven dat de verzekeringsarts b&b eiseres op de hoorzitting heeft gezien, maar dat toen geen medisch onderzoek heeft plaatsgevonden, maakt niet dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Naar vaste rechtspraak hoeft een verzekeringsarts b&b een verzekerde niet zelf te onderzoeken. Dit is anders als gebleken is dat de situatie tussen het onderzoek in de primaire fase en de datum in geding (7 januari 2020) is verslechterd (volgens de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 oktober 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2259). Niet gebleken is dat hiervan sprake is.
De stelling van eiseres dat zij volledig arbeidsongeschikt is op medische gronden, kan niet worden gevolgd. Er is pas sprake van ‘geen benutbare mogelijkheden’ als de belanghebbende is opgenomen in een ziekenhuis of een instelling of een intensieve behandeling ondergaat, bedlegerig is of (lichamelijk of psychisch) niet zelfredzaam is. Uit de stukken blijkt niet dat hiervan op de datum in geding sprake is. Voorheen is deze situatie wel aan de orde geweest (fase 1 van de behandeling bij de Viersprong vanaf juni 2018, 3 dagen per week). Eiseres is daarom per 4 juni 2018 weer in aanmerking gekomen voor een uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Ten tijde van het onderzoek in de primaire fase zat eiseres in fase 3 van de behandeling bij de Viersprong (1 dag per 2 weken), welke rond de datum in geding is afgerond. Toen was geen sprake meer van een intensieve behandeling op grond waarvan volledige arbeidsongeschiktheid kon worden aangenomen. De stelling van eiseres over het verminderen van de behandeling vanwege corona en de weer ingezette behandeling daarna, zien op de periode na de datum in geding (7 januari 2020) en heeft voor de onderhavige beoordeling daarom geen relevantie.
Nu ten tijde in geding geen sprake is van ‘geen benutbare mogelijkheden’ hebben de verzekeringsartsen op goede gronden een FML opgesteld. Deze FML is opgesteld aan de hand van de geobjectiveerde klachten van eiseres. Uit de rapportages van de artsen van het UWV blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder, naast lichamelijke klachten, de door eiseres benadrukte psychische klachten. De bevindingen zijn gebaseerd op eigen onderzoek en er is medische informatie opgevraagd bij de psychiater van eiseres. Deze bevindingen en deze informatie is bij de beoordeling betrokken. Uit deze informatie blijkt dat eiseres op een aantal terreinen winst heeft geboekt, maar dat de draagkracht desondanks nog zeer beperkt lijkt. In een situatie dat de draagkracht en draaglast in balans zijn, is de psychische toestand van eiseres stabieler. Bij toename van de draaglast dreigt een terugval in oude symptomatologie en patronen. De verzekeringsartsen hebben voldoende gemotiveerd dat indien eiseres werkt in werk waarbij rekening wordt gehouden met de in de FML opgenomen (preventieve) beperkingen, er rekening wordt gehouden met de beperkingen in de belastbaarheid en van overbelasting geen sprake is. Eiseres heeft door de behandeling handvaten gekregen om het geleerde in de praktijk te brengen. Eiseres heeft verder in beroep geen medische stukken overgelegd die aanleiding kunnen geven te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen of waaruit meer of andere beperkingen zouden kunnen volgen.
Niet gebleken is dat in de FML van 8 oktober 2020 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
4.4
Verzoek benoeming onafhankelijk deskundige.
De rechtbank ziet in wat door eiseres naar voren is gebracht onvoldoende aanleiding een deskundige te benoemen. De CRvB heeft in de uitspraak van 30 juni 2017 naar aanleiding van het Korošec-arrest uitgangspunten voor de bestuursrechter ontwikkeld in zaken waarin de overheid zich beroept op een advies van een eigen medisch deskundige (ECLI:NL:CRVB:2017:2226).
Daaraan toetsend overweegt de rechtbank dat de rapporten van de verzekeringsartsen van het UWV blijk geven van een zorgvuldig onderzoek en voldoende zijn gemotiveerd. Daarnaast heeft eiseres voldoende gelegenheid gehad om medische gegevens in te brengen. Er is voldaan aan het beginsel van ‘equality of arms’. Het feit dat de begeleiding en behandeling van eiseres na het traject bij de Viersprong is overgenomen door de huisarts en een psycholoog bij de huisarts, en de huisarts daarover geen verklaring heeft afgegeven, maakt het voorgaande niet anders. Deze begeleiding en behandeling ziet namelijk op de periode na de datum in geding. Nu de verzekeringsartsen voldoende (medische) informatie voorhanden hadden, hebben zij zich naar het oordeel van de rechtbank een oordeel kunnen vormen over de belastbaarheid en beperkingen. Eiseres heeft onvoldoende twijfel gezaaid over het medisch oordeel van het UWV. De rechtbank ziet geen noodzaak een onafhankelijk deskundige te benoemen.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: textielproductenmaker (Sbc-code 111160), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180) en wikkelaar (nieuw en revisie) (Sbc-code 267053).
5.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 7 januari 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 29,6%.
Dat leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 7 januari 2020 heeft vastgesteld op 29,6%
.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd per 14 maart 2020.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 6 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.