ECLI:NL:RBZWB:2021:4527

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
9 september 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7763
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid

Op 8 september 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het UWV over de beëindiging van de WIA-uitkering. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 9 juli 2020, waarin zijn uitkering werd beëindigd per 1 maart 2020, omdat hij niet meer arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser was eerder werkzaam als orderpicker en had sinds 2017 een WIA-uitkering vanwege lichamelijke en psychische klachten. Tijdens de zitting op 22 juni 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht, terwijl het UWV werd vertegenwoordigd door S. Barto.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de beëindiging van de uitkering heeft gebaseerd op rapportages van verzekeringsartsen, die concludeerden dat eiser per 28 januari 2020 niet meer arbeidsongeschikt was. Eiser betwistte deze conclusie en voerde aan dat zijn klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren. Eiser had geen nieuwe medische informatie overgelegd die de conclusies van het UWV zou kunnen weerleggen.

De rechtbank concludeerde dat de functies die het UWV had geselecteerd voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid passend waren, en dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Aangezien een WIA-uitkering alleen recht geeft bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, werd het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 8 september 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7763 WIA

uitspraak van 8 september 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [naam woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. S. Klootwijk,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 9 juli 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van zijn uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 22 juni 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door S. Barto.
De termijn voor het doen van uitspraak is met zes weken verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is werkzaam geweest als orderpicker via [naam werkgever] voor 32-40 uur per week. Voor dat werk is hij op 17 mei 2017 uitgevallen vanwege lichamelijke en psychische klachten.
Bij besluit van 6 juni 2019 heeft het UWV aan eiser een WIA-uitkering toegekend met ingang van 17 mei 2017 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Bij besluit van 13 juni 2019 heeft het UWV aan eiser over de jaren 2017 en 2018 een tegemoetkoming arbeidsongeschikten toegekend ter compensatie van extra kosten door ziekte of handicap.
Bij besluit van 30 januari 2020 (primair besluit) heeft het UWV de WIA-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 1 maart 2020, omdat eiser 0,00% arbeidsongeschikt is geacht per 28 januari 2020. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht eisers WIA-uitkering heeft beëindigd per 1 maart 2020. De datum in geding in dit geschil is 28 januari 2020.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft eiser gezien op het spreekuur van 21 maart 2019 en heeft het dossier en de opgevraagde medische informatie bestudeerd. De verzekeringsarts rapporteert op 7 mei 2019 het volgende. Bij einde wachttijd WIA en Amber-toetsing zijn eisers diagnoses: overige specifieke persoonlijkheidsstoornis, overige aanpassingsstoornissen en meniscus letsel vers. Uit informatie van GGZuidland blijkt dat eiser sinds 2013 een gespecialiseerde behandeling heeft gekregen, maar mede door de onveranderbaarheid van zijn klachten is de behandeling afgeschaald en is hij doorverwezen naar basis behandeling gericht op verdere stabilisatie en optimalisatie van de kwaliteit van leven. Er is sprake van verminderde stressbestendigheid en fysieke beperkingen. Gedragscomponent lijkt de claimklachten te onderhouden. Eiser voldoet niet aan de criteria voor geen benutbare mogelijkheden (GBM) conform het Schattingsbesluit. Relatief licht fysiek en stressarm werk wordt haalbaar geacht. WIA Amber per datum ziekmelding is aan de orde wegens (tijdelijke)verergering van oude klachten en toegenomen sociaal-emotionele beperkingen. Er is sprake van aan vrij stationair toestandsbeeld, waarbij er geen wezenlijke verbetering meer wordt verwacht. De belangrijkste beperkingen in eisers belastbaarheid zijn: deadlines, complexe taken, emotionele belasting, trillingsbelasting rechterknie, blootstelling aan hitte en piekbelasting, zware lasten hanteren, lopen, hurken, klimmen, nachtdiensten. Dor ruime beperkingen in rubriek I-V is er geen medische indicatie voor een beperking van de duurbelastbaarheid in arbeid. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 7 mei 2019.
De verzekeringsarts heeft op 17 december 2019 aanvullend gerapporteerd naar aanleiding van telefonisch contact met eiser op 17 december 2019. Bij eiser is – naast de diagnoses uit de rapportage van 7 mei 2019 – de diagnose hypertensie gesteld. Bij deze beoordeling voor een WIA-herziening is op basis van aanvullende informatie geen wezenlijke verbetering of significante verslechtering opgetreden in de medische situatie van eiser, zowel fysiek als sociaal-emotioneel. Surmenage met depressieve stemming, passief-afhankelijke coping en cardiovasculaire problematiek zijn nog actueel bij onderliggende persoonlijkheidsproblematiek. De knieklachten zijn eveneens actueel. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de FML van 17 december 2019, die gelijk is aan die van 7 mei 2019.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts B&B] heeft eiser gesproken op de telefonische hoorzitting van 9 juni 2020 en heeft het dossier en de overgelegde medische informatie bestudeerd. De verzekeringsarts b&b rapporteert op 18 juni 2020 het volgende. Het standpunt dat eiser niet belastbaar is voor arbeid kan niet worden gevolgd. Per datum in geding is geen sprake van GBM. De primaire verzekeringsarts heeft terecht aangenomen dat eiser belastbaar is en de beperkingen op de FML van 17 december 2019 zijn passend bij de aanwezige ziektebeelden, zoals bekend uit informatie in het dossier. Er zijn ruim voldoende fysieke beperkingen en beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren aangenomen. Het aannemen van meer beperkingen is niet aan de orde. Eiser ervaart meer klachten, maar er zijn geen objectiveerbare gronden om aan te nemen dat de toename zonder meer moet leiden tot het aannemen van meer beperkingen. De FML die geldig is op datum in geding, namelijk die van 17 december 2019, is correct opgesteld.
4.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij volledig arbeidsongeschikt dient te worden geacht, dan wel in ieder geval meer dan 35% arbeidsongeschikt. In de FML is onvoldoende rekening gehouden met de huidige klachten en problemen van eiser. Eiser heeft dit onderbouwd met medische gegevens. Verder stelt eiser dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat niet zorgvuldig alle feiten en omstandigheden zijn onderzocht, en het motiveringsbeginsel. Ook doet eiser een beroep op het Korosec-arrest. Eiser wil dat een onafhankelijk deskundige wordt benoemd, omdat eiser onvoldoende ruimte heeft gehad tot betwisting van de bevindingen van de verzekeringsartsen.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder lichamelijke en psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd, geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat eiser geen medische informatie heeft overgelegd, die inhoudelijk afwijkt van de reeds door de verzekeringsarts b&b in bezwaar uitgebreid meegenomen medische informatie. Ook komen eisers beroepsgronden grotendeels overeen met zijn bezwaargronden. De verzekeringsartsen hebben voldoende gemotiveerd waarom geen aanvullende beperkingen dienen te worden aangenomen voor eiser.
Niet gebleken is dat in de FML van 17 december 2019 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: samensteller kunststof en rubberproducten (Sbc-code 271130), monteur printplaten (Sbc-code 267051) en wikkelaar (nieuw en revisie) (Sbc-code 267053).
De arbeidsdeskundige bezwaar & beroep (b&b) heeft op 7 juli 2020 de conclusies van de arbeidsdeskundige gehandhaafd.
5.2
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser aangevoerd dat hij de functie samensteller kunststof en rubberproducten niet kan uitoefenen door zijn klachten van concentratieverlies, vergeetachtigheid, duizeligheid en vermoeidheid. Ook kan eiser geen overleg voeren en problemen van anderen hanteren. Verder kan eiser de functie monteur printplaten niet uitoefenen, omdat hij niet geordend, accuraat en nauwkeurig kan werken vanwege concentratieverlies, vergeetachtigheid, oververmoeidheid en hij niet lang aandacht kan vasthouden. Ook kan eiser moeilijk focussen, waardoor hij niet veel handelingen na elkaar kan verrichten, en heeft hij last van zijn armen, zodat zijn motoriek ook onvoldoende is voor de werkzaamheden. Tot slot kan eiser de functie wikkelaar niet uitoefenen, omdat hij de Nederlandse taal niet heel goed beheerst, waardoor het niet mogelijk is om de werkinstructies van de teamleider te ontvangen/verstaan. Eiser kan ook niet genoeg reiken, tillen en hurken voor de functie en hij kan niet langdurig in dezelfde houding staan of zitten, waardoor het continu aan een werktafel verrichten van montagewerk niet kan.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] van 28 januari 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 7 juli 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Zijn standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd met ingang van 1 maart 2020.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 8 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.