ECLI:NL:RBZWB:2021:5180

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8218
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing bijzondere bijstand voor kosten bewindvoerder

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 oktober 2021, betreft het een beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van de bewindvoerder. Eiseres had op 6 augustus 2019 een aanvraag ingediend, die deels werd toegewezen, maar de kosten voor de periode van 16 juni 2019 tot 4 juli 2019 werden afgewezen. Eiseres stelde dat de aanvraag niet eerder ingediend kon worden, omdat de beschikking van de kantonrechter en de opening van de beheerrekening tijd vergden. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet eerder een aanvraag had kunnen indienen. De rechtbank concludeerde dat het college van burgemeester en wethouders het beleid consistent had toegepast en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8218 PW

uitspraak van 14 oktober 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. C. van der Ent,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 6 augustus 2019 (primair besluit) heeft het college de door eiseres aangevraagde bijzondere bijstand voor de kosten van de bewindvoerder deels toegewezen. In het besluit van 15 juli 2020 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van eiseres tegen het primair besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 3 augustus 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam waarnemend gemachtigde eiser] , als waarnemend gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger verweerder] .
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1.Eiseres staat sinds 2 maart 2018 onder bewind. De kantonrechter heeft in de beschikking van 28 mei 2019 de huidige bewindvoerder met ingang van 16 juni 2019 benoemd. De beloning voor de aanvangswerkzaamheden is vastgesteld op € 533,00 exclusief BTW. De jaarbeloning wordt vastgesteld overeenkomstig de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Namens eiseres is op 4 juli 2019 een aanvraag bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van de bewindvoerder vanaf 28 mei 2019.
In het primair besluit heeft het college aan eiseres bijzondere bijstand verleend ten aanzien van de aanvangswerkzaamheden en de reguliere kosten van de bewindvoerder voor de periode van 4 juli 2019 tot 4 juli 2020. De aangevraagde bijzondere bijstand voor de periode van 28 mei 2019 tot 4 juli 2019 is afgewezen, omdat de kosten voor indiening van de aanvraag zijn gemaakt.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Op 28 januari 2020 vond de hoorzitting plaats. In het bestreden besluit heeft het college het bezwaar, onder verwijzing naar het advies van de commissie sociaal domein, ongegrond verklaard.
Omvang geschil
2. Tijdens de mondelinge behandeling ter zitting is namens eiseres aangegeven dat het beroep is beperkt tot de kosten van de bewindvoerder vanaf 16 juni 2019. In geschil is of het college op goede gronden de aangevraagde bijzondere bijstand voor kosten van de bewindvoerder in de periode van 16 juni 2019 tot 4 juli 2019 heeft afgewezen.
Beroepsgronden
3. Eiseres voert in beroep aan dat de aanvraag in redelijkheid niet eerder ingediend had kunnen worden en er om deze reden moet worden afgeweken van artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregels Bijzondere Bijstand Breda 2015 (Beleidsregels). Het duurt even voordat de beschikking van de kantonrechter ontvangen is en voordat de beheerrekening is geopend. Het voortijdig indienen van een aanvraag heeft volgens artikel 5, vierde lid, van de Beleidsregels geen zin, omdat de aanvraag dan nog niet compleet is en de bewindvoerder nog niet bevoegd is. Omdat de kosten van de aanvangswerkzaamheden wel zijn toegekend, zouden ook de reguliere kosten van de bewindvoerder per 16 juni 2019 toegekend moeten worden.
Wettelijk kader
4. De relevante regels, die gelden voor het bepalen van het moment van toekenning en de relevante bepalingen uit de beleidsregels zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling
5.1
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres vanaf 16 juni 2019 onder bewind van de huidige bewindvoerder staat en dat de bijzondere bijstand voor kosten van de bewindvoerder op 4 juli 2019 is aangevraagd.
5.2
Naar vaste rechtspraak over de toepassing van artikel 44 van de Participatiewet [1] wordt in beginsel geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken wanneer bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen [2] . De door eiseres aangevoerde bijzondere omstandigheden – namelijk dat het enkele dagen duurt voordat de beschikking wordt ontvangen en voordat de beheerrekening is geopend – merkt de rechtbank niet aan als dergelijke bijzondere omstandigheden. Niet is gebleken dat eiseres – al dan niet via de voormalig bewindvoerder – niet eerder een dergelijke aanvraag had kunnen indienen. Zo nodig had eiseres tijdig een incomplete aanvraag kunnen indienen. Het college had in dat geval eiseres toch nog in de gelegenheid moeten stellen om de aanvraag te completeren [3] . Tevens was er de mogelijkheid om de casus vooraf aan het college voor te leggen en maatwerkafspraken te maken. Eiseres heeft daar om haar moverende redenen geen gebruik van gemaakt. Dit komt voor haar rekening en risico en levert geen bijzondere omstandigheden op.
5.3
Het college hanteerde ten tijde in geding, in afwijking van artikel 44 van de Participatiewet, het beleid dat aanvragen voor bijzondere bijstand later dan het moment waarop de kosten zijn gemaakt kunnen worden ingediend, mits de aanvraag redelijkerwijs niet eerder kon worden ingediend of indien er andere bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de al gemaakte kosten bijstand te verstrekken [4] . Specifiek voor de kosten van de bewindvoerder bepaalt voornoemd beleid dat de opstartkosten voor toewijzing in aanmerking komen. De periodieke kosten van de bewindvoerder komen pas vanaf datum aanvraag in aanmerking voor bijzondere bijstand [5] . Het onderscheid in de besluitvorming tussen de kosten van de aanvangswerkzaamheden en de periodieke kosten van de bewindvoerder is te herleiden tot het betreffende beleid.
5.4
Dit beleid dient te worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid. Volgens vaste rechtspraak [6] wordt een dergelijk beleid als gegeven beschouwd en dient de bestuursrechter te volstaan met de beoordeling van de vraag of het bestuursorgaan het beleid op consistente wijze heeft toegepast. Gesteld noch gebleken is dat het beleid niet consistent is toegepast.
Conclusie
6. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 14 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage
Artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet:
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet:Indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, wordt de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
Artikel 5 van de Beleidsregels Bijzondere Bijstand Breda 20151. In deze beleidsregels genoemde regelingen en bijzondere bijstand worden slechts op aanvraag verstrekt. Kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend, komen in principe niet voor bijstandsverlening in aanmerking. 2.Van het eerste lid van dit artikel kan worden afgeweken indien: a. de aanvrager redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf heeft kunnen indienen; of b. indien er andere bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de reeds gemaakte kosten bijstand te verstrekken. 3.Wanneer het genoemde in het tweede lid van dit artikel zich voordoet kan bijstand worden verleend met terugwerkende kracht tot maximaal 6 maanden. 4.Een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt slechts in behandeling genomen als de gevraagde gegevens compleet zijn en/of de gevraagde bewijsstukken zijn overgelegd. Het (na een geboden hersteltermijn) niet (tijdig) aanleveren van de gevraagde gegevens en/of bewijsstukken leidt tot buiten behandelingstelling van de aanvraag.
Artikel 11, eerste lid, sub l, van de Beleidsregels Bijzondere Bijstand Breda 2015:Voor bijzondere bijstandsverlening komen in principe de volgende kosten in aanmerking, als zij noodzakelijk zijn op grond van bijzondere sociale of financiële omstandigheden: de eigen bijdrage van bewindvoering na rechtelijke uitspraak voor de opstartkosten van bewindvoering en de periodieke kosten van bewindvoering vanaf de datum van aanvraag van de bijzondere bijstand, indien er geen bewindvoering kan worden geboden vanuit het eigen netwerk, sociale omgeving of andere voorliggende voorzieningen.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld CRvB 7 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2119 en CRvB 22 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:533.
2.CRvB 23 februari 2021, ECLI:NL:2021:386.
3.Artikel 4:5, eerste lid, van de Awb jo. artikel 5, vierde lid, van de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Breda 2015.
4.Artikel 5, tweede lid, van de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Breda 2015.
5.Artikel 11, eerste lid, sub l van de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Breda 2015.
6.Onder meer CRvB 20 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1459.