Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
- verklaart het beroep met betrekking tot de vergrijpboete (BRE 20/1064) gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar ten aanzien van de vergrijpboete;
- vermindert de boetebeschikking tot een bedrag van € 1.729;
- verklaart het beroep met betrekking tot de naheffingsaanslag (BRE 19/3441) ongegrond;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 1.000;
- veroordeelt de Minister in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 534;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.068;
- gelast dat de Minister het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 174 aan hem vergoedt;
2.Gronden
‘Wie is/was tijdens de looptijd van de leasecontracten de feitelijk beschikker van het in het leasecontract vermelde voertuig? Met andere woorden wie reed toen of rijdt nu gewoonlijk in de auto. A.u.b. een kopie identiteitsbewijs van de feitelijk beschikker toevoegen’heeft belanghebbende geantwoord:
‘Gedurende welke periode werd de auto door de feitelijke gebruiker in Nederland op de openbare weg gebruikt’heeft belanghebbende geantwoord:
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;