ECLI:NL:RBZWB:2021:6218

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
18/5599 t/m 18 /5601
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslagen en vergrijpboetes opgelegd aan belanghebbende voor de jaren 2014, 2015 en 2016

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd voor de jaren 2014 en 2015, evenals een aanslag voor het jaar 2016. Tevens waren er vergrijpboetes opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de belastingaanslagen en boetes heeft gehandhaafd op basis van een boekenonderzoek en een strafrechtelijk onderzoek naar de belanghebbende, waarbij werd vermoed dat hij inkomsten had verzwegen. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet de vereiste aangiften had gedaan en dat de bewijslast omgekeerd moest worden. De rechtbank concludeerde dat de belastingaanslagen terecht waren en dat de opgelegde boetes passend waren, maar heeft deze wel ambtshalve gematigd vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft de boetes voor de jaren 2014 en 2015 vastgesteld op € 40.000 en voor 2016 op € 20.000. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 18/5599 tot en met 18/5601
uitspraak van 19 november 2021
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2014 en 2015 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd en voor het jaar 2016 de aanslag IB/PVV. Tegelijkertijd heeft hij bij beschikkingen vergrijpboetes opgelegd en belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 9 augustus 2018 de belastingaanslagen en de beschikkingen gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 21 augustus 2018, ontvangen bij de rechtbank op 22 augustus 2018, beroep ingesteld.
1.4.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De inspecteur heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en aan de wederpartij.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2021 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, mr. M.C.J. Schoenmakers, als gemachtigde van belanghebbende, en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] .
1.7.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Belanghebbende is gehuwd met [echtgenote] (hierna: echtgenote). Belanghebbende en zijn echtgenote wonen op het adres [adres 1] in [woonplaats] (hierna: de eigen woning). Ook beschikken zij over een woning met het adres [adres 2] in [plaats] , die zij verhuren.
2.2.
Op 1 oktober 2012 is [Bedrijf] . (hierna: de BV) opgericht. De BV heeft als activiteit de advisering op het gebied van informatietechnologie. Belanghebbende is bestuurder van en houder van alle aandelen in de BV. Belanghebbende ontvangt loon van de BV.
2.3.
Op 13 augustus 2012 is in [staat] (VS) de vennootschap [Bedrijf] (hierna: de LLC ) opgericht. In de oprichtingsakte is het volgende bepaald:

First: The name of the limited liability company is [Bedrijf] .
Second: The address of the registered office is in the State of [staat] is [address 1] . The name of the Registered Agent is [name 2] .
Third: The purpose of the limited liability company shall be to engage in any lawfull act or activity for which a limited liability company may be formed under the Limited Liability law of the State of [staat] .
Fourth: The limited liability company shall have perpetual existence.
Fifth: Management of the limited liability company is vested in the member(s) in accordance with their ownership interests, unless this is varied by the operating agreement. A limited liability company member may not assign, either wholly of partially, the right to participate in management without the written consent of all limited liability company member(s) or as permitted by the operating agreement. From this day hence, the undersigned has fulfilled the duties of Organizer and relinquishes all further duties to the initial Member(s) of [Bedrijf] . The initial member(s) of the limited liability company shall be:
[name 1]
Sixth: The name and mailing address of the person forming this limited liability company at the instruction of this member(s) is as follows:
[name 3]
[address 2]
In Witness whereof, the undersigned has executed this Certificate of Formation of [Bedrijf] on August 13,2012.”.
De LLC genereert omzet met het verrichten van ICT-diensten waaronder de (wereldwijde) handel in IP-adressen.
Fiscaal onderzoek
2.4.
In 2016 is door de inspecteur een boekenonderzoek gestart.
2.5.
Begin 2017, tijdens de voorbereidingen van dit onderzoek, is de inspecteur op de hoogte geraakt van een bij de FIOD lopend strafrechtelijk onderzoek, onder de naam [naam 1] , gericht op de verdenking van witwassen door belanghebbende. De inspecteur heeft de Officier van Justitie op 9 februari 2017 verzocht om inzage te krijgen in de schriftelijke bescheiden behorend bij dat onderzoek naar belanghebbende. De Officier van Justitie heeft toestemming verleend.
2.6.
De inspecteur heeft het op 23 juni 2017 opgestelde “Eind Proces-Verbaal” met daarin de bevindingen ten aanzien van het door de FIOD ingestelde strafrechtelijke onderzoek ter beschikking gekregen. Onderdeel van het Eind Proces-Verbaal zijn de processen-verbaal van verhoor van belanghebbende en zijn echtgenote. In deze processen-verbaal heeft belanghebbende geantwoord (hierna aangeduid als: A) op vragen (hierna aangeduid als: V) of opmerkingen (hierna aangeduid als: O) van de verbalisanten:
“V: Wat kunt u vertellen over uw inkomsten vanaf 2013?
A: “(…) ik krijg zelf mijn salaris van [Bedrijf] . Dit is een bedrag van ongeveer € 3800,- netto per maand. Verder heb ik nog inkomsten uit de Amerikaanse markt. Het is namelijk zo dat ik ook IP-adressen verhuur in Amerika. Om dit te kunnen doen moet ik ook gevestigd zijn in Amerika, daarom heb ik ook een Amerikaans bedrijf. Ik heb hiervan de aandelen in mijn bezit. Dit bedrijf heet ook [Bedrijf] , deze rechtspersoon is een Limited. Dit bedrijf is gevestigd in [staat] . Dit bedrijf is nodig om bij het bedrijf [naam 2] Ip-adressen te verkrijgen, welke ik vervolgens verhuur aan klanten. De klant kan kiezen waar zijn Ip-adres wordt gehost, in Nederland of in Amerika, al naar gelang wat de klant kiest vloeit de omzet naar het Nederlandse of het Amerikaanse bedrijf. Zoals ik al zei krijg ik een salaris van mijn Nederlandse bedrijf [Bedrijf] . Van mijn Amerikaanse bedrijf [Bedrijf] Ltd krijg ik geen salaris. Ik krijg van dat bedrijf wel geld, maar het is zo dat ik gewoon dat geld van de rekening van de Ltd haal wat ik nodig heb. De Ltd heeft één bankrekening en wel bij de bank: Wells Fargo. Ik heb van die rekening een pasje en neem van die rekening dan contant geld op als ik het nodig heb.
Ik ben de enige die een pasje heeft van deze rekening (…).
Ik haalde geld van deze rekening van de Ltd voor diverse doeleinden, om boodschappen te doen of om een server te betalen of als er iets onder rembours werd afgeleverd. Het varieerde wel, soms haalde ik een keer per maand geld van de rekening en soms ook wel twee keer per week. (…)”.”.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [nummer 1] , pag. 2-3.
“V: Hoe wordt deze bankrekening gevoed, welke bijschrijvingen vinden plaats op deze rekening?
A: “Deze rekening wordt gevoed door bijschrijvingen van klanten die facturen betalen. Dit zijn de facturen die ikzelf maak vanuit Nederland.”
V: Hoe kunt u zien welke klanten welke rekeningen hebben betaald?
A: “Dit kan ik zien aan de afschriften hiermee bedoel ik digitaal, maar ik heb al eerder gezegd dat dit niet goed werkte, dus ik belde vaker naar de bank en die konden me dan vertellen welke bedragen van welke klanten op de rekening waren bijgeschreven.
Vaak kon ik het zelf ook afleiden uit het saldo, want zoveel facturen verstuurde ik nu ook weer niet. Verder kreeg ik ook vaker een bevestiging van de klant een zogenaamde wireconfirmation, dit is een bevestiging van de bank van de klant dat het bedrag was overgeschreven.”
V: Neemt u alleen maar contant geld op van deze bankrekening of doet u ook betalingen/overschrijvingen vanaf deze rekening?
A: “Ja ik betaal ook middels overschrijvingen van deze bankrekening aan Amerikaanse leveranciers. Dit moet allemaal blijken uit de afschriften. De overschrijvingen die ik deed van deze rekening deed ik telefonisch. Ik belde dan het telefoonnummer dat achter op het pasje staat en dan gaf ik telefonisch opdracht om geld over te boeken.”
V: De contante opnames die u van deze bankrekening bij Wells Fargo doet, worden deze door u bijgehouden cq geadministreerd?
A: “Ik hou die zelf niet bij. De opnames die ik doe die zullen op de bankafschriften vermeld staan.'
O: U heeft in een eerdere verklaring gezegd dat u de contante opnames gebruikte voor allerlei doeleinden, zoals boodschappen, om remboursbestellingen te betalen, bijvoorbeeld om een server te betalen.
V: Hoe wordt dan het onderscheid gemaakt tussen zakelijke en privé uitgaven en hoe worden deze dan verwerkt in de administratie van [Bedrijf] Ltd?
A: “Dat weet ik niet uit mijn hoofd.”
V: Door wie wordt de administratie cq boekhouding bijgehouden van [Bedrijf] Ltd?
A: “Er is niet echt iemand die de administratie van [Bedrijf] Ltd voor mij bij doet houden. Alles blijkt uit de bankafschriften en de facturen.”
V: Waar wordt deze administratie cq boekhouding bewaard?
A: “Alles staat op mijn tablet, op de Microsoft Surface. Alles is digitaal ik heb geen fysieke facturen of dagafschriften.
V: Welke belastingen worden in Amerika betaald door [Bedrijf] Ltd?
A: “Ik weet niet precies welke belastingen ik in Amerika betaal.”
V: Heeft u wel belasting betaald in Amerika met [Bedrijf] Ltd?
A: “Ja want anders blijf je niet geregistreerd met het bedrijf.”
Proces-verbaal van verhoor verdachte [nummer 2] , pag. 2-3.
“V: Kunt u ons nog eens uitleggen welke werkzaamheden worden verricht door het Amerikaanse bedrijf [Bedrijf] Ltd?
A: “Ik heb al eerder gezegd dat ik met Het Amerikaanse bedrijf IP-adressen betrek van onder andere [naam 3] en ook nog van andere bedrijven. Die Ip-adressen verhuur ik dan aan klanten in [Bedrijf] Ltd. De opbrengst van het verhuren van IP-adressen varieert, dit kan gaan van 50 dollarcent tot 3 dollar per IP-adres, maar het kan ook meer of minder zijn en ook de periode waarop het betrekking heeft varieert dat kan een periode van een maand zijn maar ook langer of korter zijn.
Als u de bankafschriften ziet van het Amerikaanse bedrijf dan kunt u zien aan de bedragen dat het om best veel IP-adressen gaat. Ik heb zelfgeen idee om hoeveel IP-adressen het gaat die ik verhuur.
Personeel heb ik niet in dienst bij [Bedrijf] Ltd, ik doe alle werkzaamheden zelf. Ik doe deze werkzaamheden voor [Bedrijf] Ltd, allemaal van thuis uit in [woonplaats] achter de computer. Het verhuur van deze IP-adressen is eigenlijk de hoofdtaak van [Bedrijf] Ltd. Ik regel dus van hieruit, vanuit Nederland, de IP adressen (afhankelijk waar gehost) naar de plek waar de klant het IP-adres wil hebben, ik noem dat dan dat het Ip-adres daar naartoe wordt ‘getunneld’. Hiermee bedoel ik dat ik om dit te regelen niet naar de klant zelf toe hoef te gaan. Ik betrek IP-adressen uit verschillende landen, uit Amerika, Afrika, noem maar op. Deze verhuur ik dan aan mijn klanten, ik heb hoofdzakelijk Amerikaanse klanten, ook Amerikaanse klanten kan ik IP-adressen verhuren van buiten Amerika.” (…)”.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [nummer 3] , pag. 2.
2.7.
Ook heeft de inspecteur de beschikking gekregen over bankstukken van [bank] in de VS. Uit de “Business Account Application” (hierna: de Application) blijkt dat op 19 november 2013 bij [bank] in de VS een bankrekening is geopend, met nummer [rekeningnummer] . Uit de Application blijkt verder dat de LLC enig houder (
Sole Owner) van deze bankrekening is en dat belanghebbende de gemachtigde (
Signer) is. Belanghebbende heeft de Application getekend. Verder heeft de inspecteur de beschikking gekregen over de bijbehorende bankafschriften over de periode 2014 tot en met 2016.
Aangifte en aanslagregeling
2.8.
Belanghebbende heeft op 21 juli 2015 de aangifte IB/PVV 2014, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.451, ingediend. De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 28 december 2015 de aanslag IB/PVV 2014 opgelegd, overeenkomstig de ingediende aangifte.
2.9.
Belanghebbende heeft op 31 augustus 2016 de aangifte IB/PVV 2015, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.624, ingediend. De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 28 oktober 2016 de aanslag IB/PVV 2015 opgelegd, overeenkomstig de ingediende aangifte.
2.10.
Belanghebbende heeft, na daartoe te zijn uitgenodigd, geen aangifte IB/PVV 2016 ingediend, ook niet na ontvangst van een herinnering en aanmaning.
2.11.
Met zijn brief van 2 februari 2018 heeft de inspecteur de navorderingsaanslagen IB/PVV 2014 en 2015 en de aanslag IB/PVV 2016 inclusief boeten aangekondigd.
2.12.
Met dagtekening 2 februari 2018 heeft de inspecteur aan belanghebbende voor de jaren 2014 en 2015 navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd (aanslagnummers [aanslagnummer] .H.47.01 en [aanslagnummer] .H.57.01) en voor het jaar 2016 de aanslag IB/PVV (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.66.01). Gelijktijdig heeft de inspecteur bij beschikkingen vergrijpboetes opgelegd en belastingrente in rekening gebracht. Het gaat om belastingaanslagen en beschikking naar de volgende bedragen:
Box 1
Box 2
Vergrijpboete
Belastingrente
2014
151.451
264
50
11.87
2015
151.624
450
50
11.083
2016
151.947
152
25
2.484
Belanghebbende is tegen deze belastingaanslagen en beschikkingen in bezwaar gekomen.
2.13.
De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 9 augustus 2018 de belastingaanslagen en de beschikkingen gehandhaafd.

3.Geschil

3.1.
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
a. Zijn de belastingaanslagen terecht en niet tot een te hoog bedrag vastgesteld?
Meer in het bijzonder is in geschil:
i. Dient de bewijslast te worden omgekeerd en verzwaard?
ii. Is de LLC een niet-transparant lichaam?
iii. Is de LLC feitelijk in Nederland gevestigd?
iv. Is sprake van een redelijke schatting?
Zijn de vergrijpboeten terecht en niet tot een te hoog bedrag opgelegd?
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de inspecteur bevestigend.
3.2.
Tijdens de zitting heeft belanghebbende zijn grief dat de inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, ingetrokken.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslagen IB/PVV 2014 en 2014 en de gelijktijdig daarmee gegeven rentebeschikkingen en tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2016 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.947 en evenredige vermindering van de daarbij gegeven rentebeschikking. Wat betreft de boeten concludeert belanghebbende primair tot vernietiging en subsidiair tot vermindering.
3.4.
De inspecteur concludeert primair tot ongegrondverklaring van de beroepen en subsidiair tot vermindering van de belastingaanslagen en boetebeschikkingen naar de volgende bedragen:
Belastbaar inkomen in box 1 (€)
Belastbaar inkomen in box 2 (€)
Vergrijpboete
2014
95.451
320
25
2015
95.624
505
50
2016
95.947
205
25

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
De inspecteur heeft in de belastingaanslagen de volgende in geschil zijnde inkomenscorrecties in aanmerking genomen:
2014 (€)
2015 (€)
2016 (€)
Gebruikelijk loon
100
100
100
Reguliere voordelen
264
450
152
De inspecteur betoogt dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard omdat belanghebbende voor elk jaar niet de vereiste aangifte heeft gedaan.
4.2.
Voor het antwoord op de vraag of de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, is onder meer van belang of de LLC al dan niet transparant is. Die vraag moet aan de hand van normale regels van verdeling van bewijslast worden beantwoord. Indien de LLC als niet-transparant moet worden aangemerkt, moet – eveneens volgens normale bewijsregels – worden beoordeeld of belanghebbende inkomen had moeten aangeven en, zo ja, of hij door het niet-aangeven van dat inkomen de vereiste aangifte heeft gedaan. De rechtbank zal die vragen hierna beantwoorden. De vestigingsplaats van de LLC kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven.
Transparantie van de LLC
4.3.
Bij het opleggen van de belastingaanslagen is de inspecteur ervan uitgegaan dat de LLC niet transparant is. Volgens de inspecteur dient aan de hand van de civielrechtelijke wet- en regelgeving van [staat] , de statuten of overeenkomst van de LLC en de Nederlandse wet- en regelgeving te worden beoordeeld of de LLC overeenkomt met een kapitaalvennootschap of met een personenvennootschap. De inspecteur heeft gesteld dat de LLC vermogensbestanddelen kan verwerven en rechten en verplichtingen kan aangaan, dat participanten (
members) beperkt aansprakelijk zijn voor de schulden en andere verplichtingen van de LLC en dat de LLC een in aandelen verdeeld kapitaal in civielrechtelijke zin heeft, dan wel een kapitaal dat in maatschappelijke zin gelijkgesteld kan worden met een in aandelen verdeeld kapitaal. Deze kenmerken van de LLC komen volgens de inspecteur overeen met de kenmerken van een kapitaalvennootschap, die volgens de hoofdregel voor de Nederlandse belastingheffing niet-transparant is. De omstandigheid dat niet duidelijk is of de participaties vrij overdraagbaar zijn, doet daar volgens de inspecteur niet aan af.
4.4.
Belanghebbende heeft hier niets wezenlijks tegen ingebracht.
4.5.
De rechtbank is, mede gelet op het recht van de staat [staat] , van oordeel dat de LLC niet transparant is.
Verzwegen inkomen / omkering van de bewijslast
4.6.
De inspecteur heeft gesteld dat belanghebbende voor elk van de jaren niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Volgens vaste jurisprudentie geldt dat bij inhoudelijke gebreken in een aangifte slechts dan kan worden aangenomen dat de vereiste aangifte niet is gedaan, indien aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast is vastgesteld dat sprake is van één of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Tevens is vereist dat het bedrag van de belasting dat als gevolg van de hiervoor bedoelde gebreken in de aangifte niet zou zijn geheven, op zichzelf beschouwd aanzienlijk is. Inhoudelijke gebreken in de aangifte worden slechts in aanmerking genomen als de belastingplichtige ten tijde van het doen van aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan belasting niet zou worden geheven.
4.7.
Belanghebbende wist of moest zich er volgens de inspecteur ten tijde van het doen van de aangiften bewust van zijn geweest dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde IB/PVV niet zou worden geheven. Belanghebbende is immers sinds de oprichting van de LLC enig aandeelhouder, bestuurder en werknemer van de LLC . Gedurende de jaren 2014 tot met 2016 heeft belanghebbende aanzienlijke bedragen in contanten opgenomen van de (Amerikaanse) bankrekening van de LLC . Daarnaast heeft hij vanaf deze rekening substantiële bedragen overgemaakt naar een privérekening en heeft hij diverse betalingen voor privé doeleinden gedaan. Deze opnamen, overboekingen en betalingen heeft belanghebbende niet aangegeven in zijn aangiften IB/PVV. De inspecteur is van mening dat dat wel had gemoeten en dat belanghebbende zich daarvan ook bewust was dan wel bewust had moeten zijn. Gezien de bedragen die belanghebbende uit de LLC heeft ontvangen, die hij zelf inkomsten noemt, en het feit dat hij als inwoner van Nederland alhier zijn gehele wereldinkomen moet aangeven, is het volgens de inspecteur aannemelijk dat belanghebbende deze bedragen bewust buiten zijn Nederlandse aangiften IB/PVV heeft gelaten dan wel zou hij zich er op zijn minst bewust van hebben moeten zijn, te meer daar hij over deze inkomsten in de VS ook geen belasting heeft betaald. De inspecteur is van mening dat de belastingaanslagen zijn gebaseerd op een redelijke schatting en dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat de belastingaanslagen te hoog zijn vastgesteld.
4.8.
Belanghebbende heeft gesteld dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende niet de vereiste aangiften IB/PVV heeft gedaan.
4.9.
De rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende bewust het geld buiten het zicht van de fiscus wilde houden en zich ervan bewust was dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan belasting niet zou worden geheven. Belanghebbende, sinds de oprichting van de LLC enig aandeelhouder, bestuurder en werknemer van de LLC , heeft immers in de jaren 2014 tot met 2016 van de (Amerikaanse) bankrekening van de LLC aanzienlijke bedragen in contanten opgenomen en overgemaakt naar een privérekening, wetend dat deze bedragen “inkomsten uit de Amerikaanse markt” zijn (zie 2.6). De rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende de inkomsten uit de LLC op deze wijze bewust, wetende dat hij deze behoorde aan te geven, aan het zicht van de fiscus heeft onttrokken. De inspecteur heeft onweersproken gesteld dat het belastingbedrag dat verband houdt met de niet-aangegeven bedragen zowel in absolute als in relatieve zin omvangrijk is.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende over 2014 en 2015 de vereiste aangifte niet heeft gedaan. Over 2016 heeft belanghebbende in het geheel geen aangifte gedaan, hoewel hij daartoe is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand. Dat leidt ertoe dat de bewijslast voor alle jaren moet worden omgekeerd. Dat laat onverlet dat de belastingaanslagen moeten berusten op een redelijke schatting. Zoals uit de hiernavolgende overwegingen omtrent de reguliere voordelen en het gebruikelijke loon volgt, is de rechtbank van oordeel dat de door de inspecteur aangebrachte inkomenscorrecties op een redelijke schatting berusten.
Reguliere voordelen
4.10.
De inspecteur heeft gesteld dat belanghebbende in 2014, 2015 en 2016 grote sommen geld heeft onttrokken aan het vermogen van de LLC . Het betreft onttrekkingen in de vorm van contante opnamen, overboekingen naar privé, uitgaven voor kleding en verzorging, reis- en verblijfkosten en uitgaven voor elektronica met een privékarakter, de aankoop van een auto en overige privéuitgaven. De uitgaven hebben geen zakelijk karakter en uit de door belanghebbende ingediende aangiften IB/PVV volgt volgens de inspecteur dat hij in privé over onvoldoende vermogen beschikt om de gelden terug te betalen. De inspecteur concludeert daarom dat de gelden het vermogen van de LLC definitief hebben verlaten. De inspecteur heeft de bedragen afgeleid uit de bankrekeningafschriften. Op de privé-onttrekkingen heeft de inspecteur het gebruikelijke loon in mindering gebracht. Het resterende bedrag heeft de inspecteur als reguliere voordelen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen. Volgens de inspecteur is sprake van een vermogensverschuiving van de LLC naar belanghebbende, waarvan belanghebbende zich, als aandeelhouder en bestuurder van de LLC , bewust is en is het verschoven vermogen afkomstig uit de bestaande of te verwachte winstreserves van de LLC , gelet op de door de LLC gerealiseerde omzet.
4.11.
Belanghebbende heeft slechts gesteld dat de inspecteur ten onrechte heeft aangenomen dat de LLC winst heeft gemaakt, dat er een vermogensverschuiving heeft plaatsgevonden van de LLC naar belanghebbende en dat er sprake is van een dubbele bewustheid. Ook heeft belanghebbende gesteld dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij de vaststelling van het dividend rekening heeft gehouden met het loon.
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur terecht in de onderhavige jaren uitdelingen in aanmerking heeft genomen. In een geval als het onderhavige, waarin de LLC op instigatie van belanghebbende, haar directeur en enig aandeelhouder, privébestedingen van hem voor haar rekening neemt, moet gelet op de gerichtheid van dat handelen op een heimelijk bevoordelen van de aandeelhouder als regel ervan worden uitgegaan dat zowel belanghebbende als de LLC op het moment van het doen van de vermomde uitdeling(en) (impliciet) de beslissing daartoe heeft genomen. Daarmee is, anders dan belanghebbende meent, voldaan aan het bewustheidsvereiste. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur, uitgaande van de bankrekeningafschriften van de LLC , is uitgegaan van een redelijke schatting van de reguliere voordelen.
4.13.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende met hetgeen hij aanvoert niet heeft doen blijken dat de gelden niet als reguliere voordelen in aanmerking kunnen worden genomen en dat de aanslag op dit punt naar een te hoog bedrag is opgelegd.
Gebruikelijk loon
4.14.
De inspecteur heeft gesteld dat belanghebbende een aanmerkelijk belang in de LLC heeft, dat hij arbeid heeft verricht voor de LLC en dat hij daarvoor geen loon heeft bedongen. Belanghebbende wordt zo op grond van artikel 12a Wet LB 1964 geacht een gebruikelijk loon te hebben genoten. Volgens de inspecteur moet het gebruikelijke loon van belanghebbende primair worden vastgesteld op € 100.000 per jaar en subsidiair op € 44.000 per jaar. Aanvankelijk heeft de inspecteur gesteld dat voor de hoogte van het gebruikelijke loon aansluiting moet worden gezocht bij het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. De inspecteur heeft ter zitting gesteld dat de hoogte van het gebruikelijke loon moet worden bepaald aan de hand van de afroommethode. Volgens de inspecteur wordt de winst van de LLC namelijk uitsluitend bepaald door de arbeid die belanghebbende (in Nederland) voor de LLC heeft verricht. Uitgaande van de afroommethode is het gebruikelijke loon eerder (veel) te laag dan te hoog vastgesteld. De inspecteur heeft gesteld dat de winst van de LLC als volgt is bepaald:
2014
2015
2016
Omzet ($)
1.102.369
823.157
332.77
Kosten ($)
50.341
84.485
147.648
Gebruikelijk loon ($)
121.01
108.58
105.22
Belastbare winst ($)
931.018
630.092
79.902
Belastbare winst (€)
769.375
580.227
76.211
4.15.
Belanghebbende heeft tegen de toepassing van de afroommethode en de bepaling van de belastbare winst van de LLC door de inspecteur niets ingebracht. Wel heeft belanghebbende gesteld dat Nederland niet heffingsbevoegd is ten aanzien van het loon. Volgens belanghebbende is de belastingheffing over beloningen van een bestuurder namelijk toegewezen aan de VS op basis van artikel 17 van belastingverdrag. [1] Ook heeft belanghebbende gesteld dat niet bekend is of de inspecteur loonaangiften aan de LLC heeft uitgereikt.
4.16.
De inspecteur heeft hier vervolgens tegen ingebracht dat de heffingsbevoegdheid hoe dan ook toekomt aan Nederland, als woonstaat van belanghebbende waar hij alle arbeid verricht. Toepassing van zowel artikel 16 (niet-zelfstandige arbeid) als artikel 17 (bestuurdersbeloning) van het belastingverdrag leidt volgens de inspecteur tot die conclusie.
4.17.
Naar nationaal recht dient een gebruikelijk loon in aanmerking te worden genomen. Belanghebbende verricht immers arbeid ten behoeve van de LLC en hij heeft in de LLC , als enig aandeelhouder, een aanmerkelijk belang. De rechtbank is van oordeel dat de afroommethode kan worden toegepast, dat - daarvan uitgaande - een gebruikelijk loon van € 100.000 per jaar eerder te laag dan te hoog is en dat toepassing van het belastingverdrag niet aan heffing door Nederland in de weg staat. Belanghebbende heeft feiten of omstandigheden waaruit een andere conclusie volgt niet aannemelijk gemaakt, laat staan doen blijken. Of de inspecteur loonaangiften aan de LLC heeft uitgereikt, is niet van belang voor de vraag of in de onderhavige belastingaanslagen een gebruikelijk loon in aanmerking moet worden genomen.
4.18.
Gelet op het vorenstaande dient in de jaren 2014, 2015 en 2016 een bedrag van € 100.000 als belastbaar loon in aanmerking te worden genomen.
Tussenconclusie belastingaanslagen
4.19.
Gelet op het vorenstaande zijn de belastingaanslagen terecht en niet tot een te hoog bedrag vastgesteld.
Vergrijpboeten
4.20.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor 2014 en 2015 vergrijpboeten opgelegd op grond van artikel 67e AWR en voor 2016 op grond van artikel 67d AWR. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende voor 2014 en 2015 opzettelijk onjuiste aangiften IB/PVV en voor 2016 opzettelijk geen aangifte IB/PVV ingediend, terwijl hij wist dan wel bewust de kans aanvaardde dat als gevolg van het niet aangeven van de inkomsten uit de LLC dan wel van zijn belang in de LLC te weinig IB/PVV zou worden geheven. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende geen pleitbaar standpunt. Wat betreft de hoogte van de boeten heeft de inspecteur gesteld dat deze in beginsel moet worden gesteld op 50% van de feitelijk geheven IB/PVV, ook al is deze vastgesteld met toepassing van de omkering van de bewijslast, maar dat deze moet worden gematigd vanwege de wanverhouding tussen de ernst van het feit en de op te leggen boeten. De inspecteur heeft de boeten 2014 en 2015 aldus vastgesteld op € 50.000 en de boete 2016 op € 25.000. De inspecteur acht deze boeten, gezien de feiten en omstandigheden van het geval, passend en geboden. Bij uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur de boeten gehandhaafd.
4.21.
De rechtbank heeft aannemelijk geacht dat belanghebbende de door hem in 2014, 2015 en 2016 genoten inkomsten uit de LLC bewust buiten het zicht van de inspecteur heeft willen houden (zie 4.12). Gelet daarop is sprake van (voorwaardelijk) opzet. Beleid op grond waarvan de inspecteur volgens belanghebbende gehouden is bij het niet indienen van een aangifte een verzuimboete in plaats van een vergrijpboete op te leggen, is er volgens de inspecteur niet. De rechtbank acht het bestaan van dergelijk beleid niet aannemelijk. De rechtbank acht vergrijpboeten van (in beginsel) 50% passend en geboden.
4.22.
Belanghebbende heeft gesteld dat de boeten moeten worden gematigd, omdat de boetegrondslagen zijn gebaseerd op een schatting.
4.23.
De omstandigheid dat bij de beoordeling van een vergrijpboete ervan wordt uitgegaan dat de feitelijk geheven belasting de verschuldigde belasting is, óók als de hoogte daarvan is komen vast te staan met toepassing van de zogenoemde omkering van de bewijslast, ontslaat de rechter niet van zijn verplichting om te beoordelen of een opgelegde vergrijpboete gelet op de omstandigheden van het geval een passende en ook geboden sanctie is voor het vergrijp dat is begaan. Tot de hierbij in aanmerking te nemen omstandigheden behoort de wijze waarop de hoogte van de verschuldigde belasting is komen vast te staan, waaronder ook valt de omstandigheid dat hiertoe de zogenoemde omkering van de bewijslast is toegepast. [2]
4.24.
De rechtbank is van oordeel dat de boetegrondslagen zijn bepaald op basis van ‘harde gegevens’, namelijk de bankrekeningafschriften (zie 4.12). Van onzekerheid die noopt tot matiging van de boeten is daarom geen sprake. De rechtbank acht overigens geen redenen aanwezig om de boeten verder te matigen. De rechtbank acht boeten van € 50.000 (2014 en 2015) respectievelijk € 25.000 (2016) passend en geboden.
4.25.
Wel zal de rechtbank de boeten ambtshalve matigen, omdat de redelijke termijn is overschreden. Bij brief van 2 februari 2018 heeft de inspecteur medegedeeld dat hij voornemens was belastingaanslagen met vergrijpboeten te gaan opleggen. Nadien zijn meer dan drie jaren verstreken. De rechtbank zal de boeten verminderen met 20 procent. De rechtbank stelt de boeten vast op € 40.000 (2014 en 2015) respectievelijk € 20.000 (2016).
Belastingrente
4.26.
Tegen de beschikkingen belastingrente heeft belanghebbende geen afzonderlijke gronden aangevoerd.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank vindt geen aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Evenmin bestaat er aanleiding de inspecteur te gelasten het betaalde griffierecht te vergoeden. De boeten zijn namelijk uitsluitend verminderd op ambtshalve toegepaste gronden.

6.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar tegen de boeten;
  • vermindert de boete opgelegd bij de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 tot € 40.000;
  • vermindert de boete opgelegd bij de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 tot € 40.000;
  • vermindert de boete opgelegd bij de aanslag IB/PVV 2016 tot € 20.000;
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. P.C. van der Vegt, voorzitter, mr. J.M. van der Vegt en mr. H.J. Cosijn, rechters, in aanwezigheid van mr. drs. M.M. Stassen-Kanters, griffier, op 19 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl..
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch. De rechters die deze uitspraak hebben gedaan, zijn normaal gesproken als raadsheer werkzaam bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Zij zijn in 2021 als rechter-plaatsvervanger gedetacheerd bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Een eventueel hoger beroep moet worden ingediend bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, maar zal worden behandeld door raadsheren van het gerechtshof Den Haag, dat als nevenzittingsplaats van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch is aangewezen.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, gesloten in Washington op 18 december 1992.
2.HR 18 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1962.