Op 16 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.G. Matze, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 2 maart 2020, waarin haar IVA-uitkering werd gewijzigd in een WGA-loonaanvullingsuitkering per 1 september 2019. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het UWV bevoegd was om de herbeoordeling van de medische situatie van eiseres uit te voeren. Eiseres had eerder een IVA-uitkering ontvangen, maar het UWV stelde dat er geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank overwoog dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat er behandelmogelijkheden bestonden voor de klachten van eiseres. De rechtbank concludeerde dat de wijziging van de uitkering door het UWV terecht was en dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 22 juli 2021.