ECLI:NL:RBZWB:2021:647

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_5812
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid en wijziging van uitkering op basis van de Wet WIA

Op 16 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.G. Matze, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 2 maart 2020, waarin haar IVA-uitkering werd gewijzigd in een WGA-loonaanvullingsuitkering per 1 september 2019. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het UWV bevoegd was om de herbeoordeling van de medische situatie van eiseres uit te voeren. Eiseres had eerder een IVA-uitkering ontvangen, maar het UWV stelde dat er geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank overwoog dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat er behandelmogelijkheden bestonden voor de klachten van eiseres. De rechtbank concludeerde dat de wijziging van de uitkering door het UWV terecht was en dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 22 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5812 WIA

uitspraak van 16 februari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr. C.G. Matze,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 2 maart 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de aanspraak op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 6 januari 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger].

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als montagemedewerkster. Voor dat werk is zij per 4 mei 2007 uitgevallen vanwege vermoeidheid, spier- en gewrichtsklachten en een infectieziekte.
Per 1 mei 2009 is haar een loongerelateerde uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 48%. Deze uitkering is per 1 mei 2011 omgezet in een vervolguitkering. Per 1 juni 2011 is de uitkering omgezet naar een LAU-uitkering op basis van 100% arbeidsongeschiktheid. Bij besluit van 6 januari 2012 is deze uitkering per 7 maart 2012 beëindigd.
Op 11 februari 2012 is eiseres opgenomen in het ziekenhuis vanwege een ontstoken appendix. Per 7 maart 2012 is eiseres vervolgens een loongerelateerde uitkering toegekend op basis van 100% arbeidsongeschiktheid.
In het kader van een herbeoordeling is eiseres bij besluit van 10 januari 2019 medegedeeld dat zij geen benutbare mogelijkheden heeft en per 17 augustus 2018 recht heeft op een inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA-uitkering).
Bij besluit van 19 augustus 2019 (primair besluit) heeft het UWV aan eiseres medegedeeld dat haar IVA-uitkering per 1 september 2019 wordt gewijzigd in een WGA-loonaanvullingsuitkering.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de IVA-uitkering per 1 september 2019 heeft gewijzigd in een WGA-loonaanvullingsuitkering en daarmee terecht heeft geoordeeld dat de volledige arbeidsongeschiktheid per 16 augustus 2019 niet duurzaam is
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 49, eerste lid, onder a, van de Wet WIA (dat is opgenomen onder Hoofdstuk 6, ‘Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten’) eindigt het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op de dag dat de persoon die recht heeft op die uitkering niet meer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
4.
Bevoegdheid herbeoordeling
De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of het UWV de bevoegdheid had om tot herbeoordeling van de medische situatie van eiseres over te gaan.
4.1
Eiseres heeft aangevoerd dat er geen wettelijke basis is voor een medische herbeoordeling. De situatie van eiseres was niet veranderd na de in kracht van gewijsde gegane beschikking waarbij haar een IVA-uitkering is toegekend. Volgens eiseres valt zij niet onder de zogenoemde ‘Groningse Zaken’, zij heeft immers na een beoordeling door een verzekeringsarts, en niet na beoordeling door een sociaal verpleegkundige, een IVA-uitkering toegekend gekregen.
De wijziging van een IVA-uitkering naar een WGA-uitkering is volgens eiseres in strijd met rechtszekerheid. In 2012 is al door een verzekeringsarts vastgesteld dat eiseres duurzaam arbeidsongeschikt is. Er is geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden, dus herbeoordeling is niet aan de orde. Eiseres wijst op de website van het UWV, waar is aangegeven dat als de situatie niet verandert, zij de IVA-uitkering krijgt tot aan de AOW-leeftijd.
Eiseres wijst verder op het bepaalde in artikel 49 van de Wet WIA, waarin staat dat de IVA-uitkering eindigt als geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. Het herstel moet daarom zijn ingezet voor einde van de IVA-uitkering. Het is volgens eiseres voor beëindiging van de IVA-uitkering niet voldoende dat iemand nog wel volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
4.2
De rechtbank overweegt dat in artikel 49, eerste lid, onder a, van de Wet WIA is geregeld, dat het recht op IVA-uitkering eindigt op de dag dat de persoon die recht heeft op die uitkering niet meer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit voorschrift biedt steun voor het oordeel dat de verzekerde met een IVA-uitkering kan worden opgeroepen voor een onderzoek ter herbeoordeling van het recht op uitkering. Hieraan staat niet in de weg dat deze verzekerde eerder volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is geacht.
De rechtbank wijst in dit verband tevens op bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 22 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1795, en van 13 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3997. De uitleg die de gemachtigde van eiseres geeft aan artikel 49 van de WIA is onjuist.
4.3
Ten aanzien van het betoog van eiseres dat zij niet zou vallen onder de zogeheten ‘Groningse Zaken’ en er daarom geen aanleiding tot herbeoordeling zou bestaan, overweegt de rechtbank als volgt.
Het UWV heeft aangegeven dat de ‘Groningse Zaken’ zien op zaken waar een sociaal verpleegkundige in plaats van een verzekeringsarts de medische beoordeling heeft gedaan. Om deze reden zijn die zaken herbeoordeeld. In het geval van eiseres is de IVA-uitkering destijds toegekend naar aanleiding van een beoordeling door UWV-arts Bruining-Westra (vestiging Groningen) en dus niet door een sociaal verpleegkundige. Van een ‘Groningse zaak’ in voornoemde zin is dus geen sprake.
Het UWV heeft er vervolgens terecht op gewezen dat niet is gebleken dat de UWV-arts die de zaak van eiseres heeft beoordeeld is geregistreerd als verzekeringsarts. Ook is het rapport van deze arts van 24 november 2018 niet gecontrasigneerd door een geregistreerde verzekeringsarts. Het UWV heeft verder aangegeven dat het rapport van 24 november 2018 van de UWV-arts erg summier is geweest en dat niet is gebleken dat is getoetst aan de criteria voor toekenning van een IVA-uitkering. Het vorenstaande is aanleiding geweest voor het UWV om de medische situatie van eiseres aan een verzekeringsarts voor te leggen voor een heronderzoek.
De rechtbank kan het UWV hierin volgen, mede gelet op de summiere (medische) overwegingen die zijn opgenomen in het rapport van UWV-arts Bruining-Westra. Dat op de website van het UWV staat aangegeven dat iemand met een IVA-uitkering deze uitkering krijgt tot aan de AOW-leeftijd, maakt dat niet anders. Daarbij staat immers uitdrukkelijk ook vermeld dat de situatie niet moet zijn veranderd. In de situatie van eiseres was er voor het UWV voldoende aanleiding om tot heroverweging van de medische situatie over te gaan.
4.4
Eiseres stelt verder dat de wijziging van een IVA-uitkering naar een WGA-uitkering in strijd is met rechtszekerheid. Zij wijst erop dat in 2012 al door een verzekeringsarts is vastgesteld dat zij duurzaam arbeidsongeschikt is.
De rechtbank stelt vast dat eiseres sinds 2012 een loongerelateerde uitkering had, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Eerst per 17 augustus 2018 is haar een IVA-uitkering toegekend en werd uitgegaan van duurzame arbeidsongeschiktheid. Anders dan eiseres stelt, is zij dan ook niet al vanaf 2012 duurzaam arbeidsongeschikt geacht. De per 17 augustus 2018 toegekende IVA-uitkering is, na herbeoordeling, per 16 augustus 2019 gewijzigd in een WGA-uitkering. De stelling van eiseres dat sprake is van strijd met de rechtszekerheid treft dan ook geen doel.
4.5
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het standpunt van eiseres er geen bevoegdheid zou bestaan voor een herbeoordeling en dat het UWV in strijd met de rechtszekerheid heeft gehandeld.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1.1
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur van 24 juli 2019. Aangegeven is dat de klachten en ervaren belemmeringen die eiseres stelt te hebben, moeilijk geheel geobjectiveerd worden. Er is een voldoende consistent verband tussen de stoornis en beperkingen om tot aanwezigheid van ziekte te kunnen concluderen. Vanuit ziekte volgen beperkingen ten aanzien van arbeid, met name op het vlak van dynamische handelingen en statische houdingen. Deze beperkingen zijn gezien de forse klachten fors van aard en dan met name ten aanzien van de belasting van de voet. Er is geen sprake van een medische eindsituatie. Volgens de verzekeringsarts zijn belangrijke beperkingen ten aanzien van lopen en staan grotendeels het gevolg van een tot nog toe onduidelijke klachten waarvoor onderzoek loopt en waarvoor mogelijkerwijs nog een heelkundige ingreep volgt.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 25 juli 2019.
5.1.2
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien tijdens de hoorzitting van 4 december 2019 en aansluitend lichamelijk onderzoek verricht. Verder heeft de verzekeringsarts b&b medische informatie opgevraagd bij de behandelend orthopeed Moonen. De orthopeed heeft aangegeven dat eiseres op 22 augustus 2019 is geopereerd aan de rechtervoet en -enkel. Na de operatie was er een normaal postoperatief beeld. Op 13 januari 2020 werd eiseres opnieuw door de orthopeed gezien in verband met residu- c.q. recidiefklachten. Er is een MRI aangevraagd en de orthopeed heeft eiseres doorverwezen naar het pijnteam.
De verzekeringsarts b&b heeft aangegeven dat wordt aangesloten bij het primaire oordeel, zowel op het gebied van de belastbaarheid als op het gebied van de vooruitzichten. De primaire verzekeringsarts was goed op de hoogte van de bij eiseres aanwezige ziektebeelden (fibromyalgie, locomotore aantasting rechtervoet) en medicatiegebruik. Passende en toereikende beperkingen werden uitgaande van deze problematiek aangenomen. Een correctie in de FML is wel aangewezen bij item (4.7) schroefbewegingen met arm en hand.
Ten aanzien van de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen is de verzekeringsarts b&b van mening dat er geen sprake is van een medische eindsituatie. Er loop nog een onderzoek (MRI en analyse door het pijnteam) wegens persisterende klachten aan de rechtervoet. Er moet vanuit worden gegaan dat er, afhankelijk van de uitslag, nog therapeutische mogelijkheden kunnen bestaan, al kunnen deze in afwachting van de uitslag nog niet specifiek benoemd worden. De verwachting tot verbetering van het ziektebeeld en de functionaliteit van de voet staat nog open. Bij verbetering kan de weerslag op het functioneren belangrijk zijn, zowel qua aard als qua ernst van de aangenomen beperkingen. Een groot deel van de beperkingen is aangenomen als gevolg van de voetaandoening rechts.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van 13 februari 2020.
5.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij fibromyalgie en dystrofie (spierverzwakking) heeft. De gescheurde pees in de enkel houdt met deze ziektes verband en kan niet los worden gezien van andere medische problemen.
Eiseres heeft last van vermoeidheid en migraine aanvallen. Een urenbeperking is hierdoor ook geïndiceerd. Het UWV heeft ten onrechte geen oordeel gegeven over de ernst van de bijkomende klachten als slapeloosheid, vermoeidheid en energetische beperkingen.
Eiseres wijst erop dat de fibromyalgie en dystrofie niet zullen verbeteren. Ontbreken van duurzame benutbare mogelijkheden staat los van eventueel herstel van de voet. Er is geen sprake van duurzame benutbare mogelijkheden vanwege de fibromyalgie en spierdystrofie. Bij de beoordeling in 2012 speelde de voetproblematiek nog niet.
5.3
Naar aanleiding van de ingebrachte beroepsgronden heeft de verzekeringsarts b&b op 28 mei 2020 nader gerapporteerd dat objectief gezien de situatie van de fibromyalgie ongewijzigd is ten opzichte van 2011. Als alleen sprake zou zijn van fibromyalgie zou eiseres belastbaar zijn conform de FML van 2 december 2011, op basis waarvan de uitkering van eiseres in maart 2012 is beëindigd. Eiseres is in maart 2012 weliswaar opnieuw, maar dan tijdelijk arbeidsongeschikt verklaard vanwege een blindedarmontsteking, waarbij een heronderzoek in juni 2012 is geadviseerd. Dit heronderzoek heeft echter nooit doorgang gevonden.
In het rapport van de verzekeringsarts b&b is verder aangegeven dat eiseres wegens later ontstane voetproblemen zwaarder beperkt is geacht ten aanzien van lopen, staan en klimmen. Eiseres is op 22 augustus 2019 geopereerd aan de voet. Er zijn volgens de verzekeringsarts b&b nog behandelingsmogelijkheden van de voet. De voetklachten kunnen verbeteren en een mogelijke dystrofie (volgens eiseres gesteld door haar fysiotherapeut, echter niet zijnde een arts) is te behandelen volgens de verzekeringsarts b&b. Ten aanzien van het carpaal tunnel syndroom (CTS), waaraan eiseres nog geopereerd moet worden, werd eiseres extra beperkt geacht in de knijp/grijpkracht, schroefbewegingen maken en frequent lichte voorwerpen hanteren. Na de operatie aan het CTS zullen de beperkingen volgens de verzekeringsarts b&b zeer waarschijnlijk weer kunnen vervallen.
De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding om een urenbeperking te stellen. Wanneer eiseres werkt in passende arbeid, rekening houdend met de beperkingen, is geen reden te veronderstellen dat zij dat niet 8 uur per dag zou kunnen volhouden. Er is geen sprake van behandeling waardoor eiseres een substantieel deel van de dag niet beschikbaar is voor arbeid, er zijn geen energetische beperkingen en geen preventieve beperkingen. Eiseres stelt weliswaar dat sprake is van een slaapstoornis, maar heeft dit niet met medische gegevens (slaaponderzoek) onderbouwd. De geclaimde vermoeidheid en energetische beperkingen worden niet onderbouwd met medische stukken. Bij eiseres is bijvoorbeeld geen sprake van ernstige long- of hartproblemen, bloedarmoede of continue ontstekingen. Patiënten met fibromyalgie dienen voorts zoveel mogelijk geactiveerd te worden. Een urenbeperking zal volgens de verzekeringsarts b&b een anti-revaliderende werking hebben.
5.4
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres op de datum in geding forse arbeidsbeperkingen heeft en dat sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. Vraag is of het UWV de IVA-uitkering in kon trekken omdat er geen sprake zou zijn van duurzaamheid van deze arbeidsbeperkingen.
5.4.1
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder fibromyalgie en voetklachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
5.4.2.
Gegeven de vastgestelde FML is eiseres volledig arbeidsongeschikt. Dat is niet in geschil, maar wel of sprake is van een duurzame situatie. De rechtbank leidt uit het rapport van de verzekeringsartsen b&b af dat de klachten die eiseres heeft niet duurzaam zijn te achten. Er bestaan voor de klachten aan haar voet en het CTS behandelmogelijkheden.
Eiseres stelt weliswaar dat al vanwege de fibromyalgie en dystrofie geen sprake is van duurzaam benutbare mogelijkheden, maar dit kan niet worden afgeleid uit de bevindingen van de verzekeringsartsen b&b. Een medische onderbouwing van dystrofie ontbreekt. Verder is in de rapportage van 28 mei 2020 vermeld dat objectief gezien de situatie van de fibromyalgie ongewijzigd is ten opzichte van 2011. Uitgaande van fibromyalgie zou eiseres belastbaar zijn conform de FML van 2 december 2011. Op grond van deze FML is de uitkering van eiseres in maart 2012 beëindigd. Enkel op basis van deze klachten, kan dus geen sprake zijn van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. In de FML hier in geding (13 februari 2020) zijn beperkingen toegevoegd voortkomend uit de later ontstane voetproblemen en het CTS. Het geheel van beperkingen in deze FML leidt tot volledige arbeidsongeschiktheid, maar voor de voetproblemen en het CTS bestaan nog behandelmogelijkheden en is geen sprake van een medische eindsituatie. Gelet hierop en bij gebreke van andersluidende medische stukken kan niet gesproken worden van duurzame arbeidsongeschiktheid.
6.
Conclusie
Het UWV heeft terecht de IVA-uitkering ingetrokken en eiseres per 1 september 2019 een WGA-uitkering toegekend berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 16 februari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.