In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen. Eiseres had in 2020 een aanvraag ingediend voor beschermd wonen, wat aanvankelijk werd goedgekeurd voor een periode van drie jaar. Echter, in een later besluit werd deze goedkeuring ingetrokken, wat leidde tot een beroep van eiseres tegen het bestreden besluit. Tijdens de zitting op 9 februari 2022 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl het college vertegenwoordigd werd door drs. M.J. Brittijn.
De rechtbank heeft overwogen dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit, aangezien de indicatie voor beschermd wonen inmiddels was ingetrokken en eiseres een Wlz-indicatie had gekregen. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om het beroep inhoudelijk te beoordelen, omdat het procesbelang niet meer aanwezig is. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden zal plaatsvinden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.