In deze zaak hebben eisers, eigenaren van een woning, beroep ingesteld tegen de beslissing van de burgemeester van de gemeente Veere om een machtiging tot binnentreden in hun woning te verlenen. De burgemeester had deze machtiging verleend om te controleren waar de dochter van eisers feitelijk woonde, nadat er een voornemen was bekendgemaakt om haar woonadres in de Basisregistratie Personen (BRP) te wijzigen. De rechtbank heeft op 25 maart 2022 uitspraak gedaan en het beroep gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd dat het verlenen van de machtiging noodzakelijk was en dat er geen minder ingrijpende maatregelen waren overwogen. Bovendien werd er onvoldoende rekening gehouden met de medische situatie van de heer [naam eiser 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester de belangenafweging niet correct had uitgevoerd en dat de machtiging inbreuk maakte op het fundamentele huisrecht van eisers, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de burgemeester opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de proceskosten en schadevergoeding aan eisers zijn toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het beroep was overschreden, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 500,- aan eisers.