ECLI:NL:RBZWB:2022:1517

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 19_5792
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking AIO-aanvulling en bewijsvoering bij vermogen in het buitenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, [naam eiseres] en wijlen [Naam eiser], en de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB had in een besluit van 5 juni 2019 de AIO-aanvulling van eisers ingetrokken, omdat zij geen gevraagde informatie over hun vermogen in het buitenland hadden verstrekt. Dit besluit werd door de SVB in een later besluit van 2 oktober 2019 gehandhaafd, waarop eisers beroep instelden.

De rechtbank heeft het beroep van eisers behandeld op een zitting op 3 februari 2022, waar de gemachtigde van eisers en een vertegenwoordiger van de SVB aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de SVB in haar besluit de bewijslast had om aan te tonen dat aan de voorwaarden voor intrekking van de AIO-aanvulling was voldaan. De rechtbank oordeelde dat de SVB terecht had gevraagd om informatie over het vermogen van eisers in Turkije, aangezien dit van belang was voor de beoordeling van hun recht op AIO.

Eisers voerden aan dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerden en dat de SVB onterecht had gesteld dat er vermogen in het buitenland was. De rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat de SVB zich terecht op het standpunt had gesteld dat het recht op AIO-aanvulling niet kon worden vastgesteld, omdat eisers niet de gevraagde informatie hadden verstrekt. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het besluit van 10 mei 2021 ongegrond en het beroep tegen het besluit van 2 oktober 2019 niet-ontvankelijk.

De uitspraak benadrukt de verplichting van bijstandsgerechtigden om mee te werken aan informatieverzoeken van de SVB en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een zorgvuldige besluitvorming door de SVB. De rechtbank heeft geen reden gezien voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5792 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] (eiseres) en wijlen [Naam eiser] (eiser), te [plaatsnaam] , eisers,

gemachtigde: mr. F. Ergec,
en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (SVB), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 5 juni 2019 (primair besluit) heeft de SVB de AIO-aanvulling van eisers ingetrokken vanaf 1 december 2018 vanwege het niet verstrekken van gevraagde gegevens.
In een besluit van 2 oktober 2019 heeft de SVB het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.
Bij gewijzigde beslissing op bezwaar van 10 mei 2021 heeft de SVB het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit opnieuw ongegrond verklaard. Het beroep van eisers wordt op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geacht mede gericht te zijn tegen dit besluit.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 3 februari 2022. Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van eisers en namens de SVB mr. P.C.A. Buskens.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Eisers ontvingen van de SVB een AIO-uitkering. Deze uitkering vult het inkomen aan tot het sociaal minimum als men een onvolledige AOW-uitkering en weinig vermogen heeft.
In 2016 kwam de SVB erachter dat eisers (mogelijk) vermogen in het buitenland hebben. Sindsdien probeert de SVB gegevens over dit vermogen boven tafel te krijgen.
Bij brief van 19 december 2017 heeft de SVB eisers (opnieuw) om informatie gevraagd over hun vermogen buiten Nederland. Op dit informatieverzoek hebben eisers niet gereageerd. Vervolgens heeft de SVB eisers bij brief van 29 juni 2018 een hersteltermijn gegeven. Op
12 juli 2018 heeft de SVB de twee brieven retour ontvangen. De brief van 19 december 2017 was naar het juiste adres verzonden.
Op 31 juli 2018 heeft de SVB de brief van 29 juni 2018 opnieuw aan eisers verzonden. Na het uitblijven van een reactie van eisers heeft de SVB bij besluit van 6 december 2018 het recht op een AIO-aanvulling van eisers met ingang van 1 december 2018 opgeschort. In dit besluit heeft de SVB eisers nogmaals een termijn gegeven voor het overleggen van de gevraagde informatie. De gevraagde informatie is hierop door eisers niet overgelegd. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 6 december 2018. De SVB heeft dit bezwaar bij besluit op bezwaar van 17 mei 2019 ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld bij deze rechtbank. Hierop heeft deze rechtbank bij uitspraak van 20 januari 2020 (ECLI:NL:RBZWB:2020:174) het beroep van eisers ongegrond verklaard. Vervolgens hebben eisers hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De gemachtigde van eisers heeft ter zitting meegedeeld dat er nog geen zitting bij de CRvB heeft plaatsgevonden.
Bij het primaire besluit heeft de SVB het recht op een AIO-aanvulling van eisers vanaf
1 december 2018 ingetrokken omdat eisers niet de gevraagde informatie hebben overgelegd. Bij beslissing op bezwaar van 2 oktober 2019 heeft de SVB het primaire besluit gehandhaafd.
Op 14 februari 2020 heeft de SVB aan eisers gevraagd verschillende vragen te beantwoorden over de erfenis van eiser.
Bij brief van 22 maart 2021 heeft de SVB eisers laten weten dat de vragen van 14 februari 2020 over de erfenis van eiser nog niet zijn beantwoord. Om te kunnen beoordelen of eisers in bijstandbehoevende omstandigheden verkeren, is een machtigingsprocedure nodig. Hierop hebben eisers bij brief van 28 april 2021 aan de SVB laten weten dat zij een machtigingsprocedure disproportioneel achten.
Op 10 mei 2021 heeft de SVB een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. De SVB heeft het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit opnieuw ongegrond verklaard.
2.
Beroepsgronden
Eisers stellen in beroep dat zij verkeren in bijstandbehoevende omstandigheden, waardoor de SVB gehouden is aan hen een AIO-aanvulling toe te kennen. Eisers voeren aan dat zij alle gevraagde informatie hebben overgelegd. Zij kampen met een minimuminkomen. Er is geen grondslag voor een machtigingsprocedure. De SVB stelt ten onrechte dat er vermogen zou kunnen zijn buiten Antakya. Eisers komen daar niet. Verder doen eisers een beroep op artikel 6 van het EVRM, het recht op privacy en family life en het gelijkheidsbeginsel. Tevens voeren eisers aan dat sprake is van strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.
3.
Beoordeling
Beslissing op bezwaar van 2 oktober 2019
3.1.
Het besluit van 10 mei 2021 is in de plaats getreden van het besluit van 2 oktober 2019. Niet gebleken is dat eisers nog enig belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep tegen het besluit van 2 oktober 2019. Het beroep tegen het besluit van
2 oktober 2019 is niet-ontvankelijk.
Gewijzigde beslissing op bezwaar van 10 mei 2021 (bestreden besluit)
3.2.
De te beoordelen periode loopt van 1 december 2018 tot en met 5 juni 2019.
3.3.
Intrekking van bijstand is een voor de betrokkene belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op de bijstandverlenende instantie. Dit betekent dat de bijstandverlenende instantie de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen [1] .
3.4.
Vaststaat dat eisers tijdens een huisbezoek op 25 mei 2016 in het kader van een handhavingsonderzoek van de SVB hebben verklaard dat eiser door een erfenis van zijn ouders mede-eigenaar is geworden van een pand in de gemeente Antakya. In dat onderzoek is ook naar voren gekomen dat op naam van eiseres in diezelfde gemeente een perceel grond staat geregistreerd.
Bij brief van 14 februari 2020 heeft de SVB aan eisers gevraagd verschillende vragen te beantwoorden over de erfenis van eiser. In diezelfde brief is aan eisers meegedeeld dat op grond van de door hen overgelegde informatie ervan wordt uitgegaan dat eiseres vanaf 2011 geen grond in Antakya heeft.
De vraag of eisers vermogen in het buitenland hebben, is van belang voor de beoordeling van hun recht op een AIO-uitkering. De rechtbank is van oordeel dat de SVB aan eisers mocht vragen om gegevens met betrekking tot hun (eventuele) onroerend goed in Turkije. Vaststaat dat eisers niet alle gevraagde informatie hebben overgelegd. De vragen in de brief van
14 februari 2020 zijn niet door hen beantwoord.
Om duidelijkheid te verkrijgen over de vermogenspositie van eisers mocht de SVB naar het oordeel van de rechtbank eisers vragen mee te werken aan een machtigingsprocedure. Eisers willen daaraan niet meewerken.
Gelet op het vorenstaande heeft de SVB zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat het recht op een AIO-aanvulling in de te beoordelen periode niet kan worden vastgesteld. De SVB heeft dan ook terecht de AIO-aanvulling van eisers ingetrokken.
3.5.
Aan de grond van eisers dat het besluit van 10 mei 2021 tot stand is gekomen in strijd met artikel 6 EVRM, het recht op privacy en family life gaat de rechtbank voorbij, nu deze grond niet is onderbouwd. Ditzelfde geldt voor de grond van eisers dat het besluit van 10 mei 2021 in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.
3.6.
Ten aanzien van de grond van eisers dat het besluit van 10 mei 2021 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting hebben eisers aangevoerd dat door hun dubbele nationaliteit snel bepaald bewijs wordt gevraagd, wat niet zou worden gevraagd als zij een enkele nationaliteit zouden hebben. In vaste rechtspraak van de CRvB in het kader van de beoordeling of een gemaakt onderscheid gerechtvaardigd is, is benadrukt dat tussen bijstandsgerechtigden die in Nederland zijn geboren en bijstandsgerechtigden met een geboorteplaats buiten Nederland, verschillen bestaan voor de mogelijkheid van verwerving van vermogen in het buitenland, waardoor het onderscheid tussen deze bijstandsgerechtigden relevant is voor de controle op de juiste opgave van middelen door de bijstandsgerechtigde [2] . Eisers hebben geen gronden aangevoerd die hier tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Voor de motivering wordt dan ook volstaan met een verwijzing naar die uitspraak. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet.
4. Gelet op het vorenstaande zal het beroep tegen het besluit van 10 mei 2021 ongegrond worden verklaard. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling of een veroordeling tot schadevergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 2 oktober 2019 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 10 mei 2021 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 24 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 30 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:844.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 3 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3844.