In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. V.M.C. Verhaegen, en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van Orionis, waarin hem een bijstandsuitkering werd toegekend in de vorm van een geldlening, onder de voorwaarde dat hij een krediethypotheek op zijn woning zou vestigen. Eiser betwistte deze voorwaarde en stelde dat hij een schuld had aan Orionis die in mindering moest worden gebracht op zijn vermogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser een bijstandsuitkering heeft ontvangen en dat hij aan de voorwaarden van Orionis heeft voldaan. Tijdens de zitting op 24 november 2021 heeft eiser aangegeven dat het hem om het principe ging, maar de rechtbank oordeelde dat een louter principieel belang onvoldoende is voor het aannemen van procesbelang. De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende belang had bij een uitspraak op zijn beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.