Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- vermindert de verzuimboete tot € 4.311;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 250;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade van € 250;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 379,50;
- veroordeelt de Minister in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 379,50;
- gelast dat de inspecteur aan belanghebbende vergoedt de helft van het door haar betaalde griffierecht, zijnde € 177;
- gelast dat de Minister aan belanghebbende vergoedt de helft van het door haar betaalde griffierecht, zijnde € 177.
2.Gronden
zolang het geld op de derdenrekening staat om welke legitieme reden dan ook brengt met zich mee dat het geld niet is ontvangen. Dat vloeit voort uit het wezen van de derdenrekening; degene die betaald is daarmee gevrijwaard, maar de verkoper heeft nog niets in handen” en dat zij “
niet vrijelijk kon beschikken over het ontvangen bedrag van [X]”. belanghebbende verwijst hierbij naar de uitspraak van het Hof Amsterdam van 3 april 2012 [1] en naar het arrest van de Hoge Raad van 12 januari 2001, NJ 2002, 371.
1 De belasting wordt verschuldigd:
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;