Artikel 13, eerste, derde en vierde lid sub a
1. Voor de berekening van een uitkering waarop op grond van deze wet recht bestaat, wordt als dagloon beschouwd 1/261 deel van het loon dat de werknemer verdiende in de periode van één jaar, die eindigt op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de ziekte, het gebrek, de zwangerschap of de bevalling, die tot volledig en duurzame arbeidsongeschiktheid of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid heeft geleid, is ingetreden doch ten hoogste het in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen bedoelde bedrag met betrekking tot een loontijdvak van een dag. 3. Bij algemene maatregel van bestuur worden met betrekking tot de vaststelling van het dagloon, bedoeld in het eerste lid, en de herziening ervan nadere en zo nodig afwijkende regels gesteld. 4. Het maandloon bedraagt: a. indien recht op een uitkering bestaat over een volledige kalendermaand: 21,75 maal het dagloon.
Dagloonbesluit werknemersverzekeringen
Artikel 13, eerste lid Onder refertejaar wordt in dit hoofdstuk de periode verstaan van één jaar die eindigt op de laatste dag van het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de arbeidsongeschiktheid is ingetreden, of die eindigt, in geval de arbeidsongeschiktheid is ingetreden in gelijktijdige dienstbetrekkingen, op de laatste dag van het aangiftetijdvak dat het eerst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid is geëindigd.
Artikel 14 Onder loon wordt in dit hoofdstuk verstaan loon in de zin van artikel 16 van de Wfsv met dien verstande dat niet onder loon wordt begrepen: a. de toeslagen en aanvullingen, bedoeld in artikel 16, tweede lid, onderdeel a, van die wet; b. een eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 ten aanzien waarvan de werkgever met toestemming van de inspecteur van de rijksbelastingdienst geen correctiebericht als bedoeld in artikel 28a van de laatstgenoemde wet heeft ingediend; en c. een uitkering die de werknemer heeft genoten op grond van de aanspraak, bedoeld in artikel 39d van de Wet op de loonbelasting 1964, zonder dat er sprake is van onbetaald extra verlof.
Artikel 16, eerste lid Het dagloon van uitkeringen op grond van de Wet WIA en de WAO is de uitkomst van de volgende berekening:[(A–B) x 108/100 + C] / D waarbij: A staat voor het loon dat de werknemer in het refertejaar heeft genoten bij een werkgever die vakantiebijslag reserveert; B staat voor de bedragen aan vakantiebijslag die de werknemer in het refertejaar heeft genoten; C staat voor het loon dat de werknemer in het refertejaar heeft genoten bij een werkgever die geen vakantiebijslag reserveert; en D staat voor 261.
Artikel 17, eerste lid Indien de werknemer in een aangiftetijdvak in het refertejaar geen loon of minder loon heeft genoten in verband met verlof of omdat hij de bedongen arbeid niet heeft verricht wegens ziekte wordt bij de berekening van het dagloon, bedoeld in artikel 16, eerste lid, als loon in dat aangiftetijdvak in aanmerking genomen het loon, genoten bij dezelfde werkgever in het laatste aan dat verlof of die ziekte, voorafgaande en volledig in het refertejaar gelegen aangiftetijdvak, waarin die omstandigheid zich niet heeft voorgedaan en waarin de werknemer het volledige aangiftetijdvak in dienstbetrekking tot de desbetreffende werkgever stond.