ECLI:NL:RBZWB:2022:2820
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake de toekenning van een WIA-uitkering aan een werkneemster met betrekking tot arbeidsongeschiktheid
Op 24 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het UWV over de toekenning van een WIA-uitkering aan een werkneemster. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om aan werkneemster een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen, waarbij het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid op 100% heeft vastgesteld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.L. Kloots, betwist deze beslissing en stelt dat de beperkingen van werkneemster duurzaam zijn, terwijl het UWV van mening is dat met gerichte behandeling verbetering van de belastbaarheid kan worden verwacht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geschil bestaat over de volledige arbeidsongeschiktheid van werkneemster, maar richt zich op de vraag of het UWV terecht de loongerelateerde WGA-uitkering heeft toegekend. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om de duurzaamheid van de beperkingen van werkneemster te toetsen aan het beoordelingskader en om een gemotiveerde onderbouwing te geven voor de stelling dat verbetering van de belastbaarheid mag worden verwacht. De rechtbank heeft de termijn voor herstel vastgesteld op zes weken en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit lijdt aan een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek, waardoor het beroep van eiser gegrond is verklaard. De rechtbank heeft het UWV opgedragen om de gebreken in het besluit te herstellen, met de mogelijkheid voor eiser om te reageren op de herstelpoging. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat nog geen hoger beroep open tegen deze tussenuitspraak.