Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- twee woningbouwkavels op de voormalige bedrijfslocatie, [adres 1] te [plaats] ;
- drie woningbouwkavels op het perceel cultuurgrond [adres 2] te [plaats] ; en
- vier woningbouwkavels waarvoor in overleg met de gemeente een locatie dient te worden gevonden (hierna: het woningbouwrecht).
- De eerste woningbouwkavel is verkocht op 23 september 2015 en op 14 maart 2016 geleverd. Over de verkrijging is overdrachtsbelasting voldaan.
- De tweede woningbouwkavel is verkocht op 16 augustus 2017 en op 10 januari 2018 geleverd. Over de levering heeft de notaris omzetbelasting berekend.
- De derde woningbouwkavel is verkocht op 21 december 2017 en op 2 oktober 2018 geleverd. Over de verkrijging is overdrachtsbelasting voldaan.
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Vergoeding immateriële schade
6.Proceskosten
7.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade van € 2.000;
- veroordeelt de Minister in de proceskosten van belanghebbende van € 759;
- gelast dat de Minister het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 174 aan hem vergoedt.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: