Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag IP/PVV tot een aanslag van € 107.474, waarbij een aftrek van € 181.553 is verleend ter voorkoming van dubbele belasting voor inkomensbestanddelen ook belast in de VS, met handhaving van de overige elementen van de aanslag;
- vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
2.Gronden
manageren enig
membervan [LLC] , een LLC opgericht naar het recht van de staat Delaware in de Verenigde Staten (hierna: de VS). Belanghebbende is volledig en direct gerechtigd tot de opbrengsten van [LLC] en de opbrengsten worden jaarlijks uitgekeerd. [LLC] sluit overeenkomsten voor de werkzaamheden van belanghebbende als DJ in de VS en ontvangt daartoe de gages van optredens en betaalt de zakelijke kosten. [LLC] wordt voor Nederlandse fiscale doeleinden aangemerkt als een rechtspersoon. Vanuit Amerikaans fiscaal perspectief is [LLC] transparant. De winst van [LLC] is in de VS bij belanghebbende persoonlijk belast met federal income tax . Over het jaar 2017 is van belanghebbende in de VS uit dien hoofde een bedrag van (omgerekend) € 253.581 aan belasting geheven.
US source incomewordt vanuit deze LLC , na aftrek van kosten, uitgekeerd aan belanghebbende en belanghebbende geeft al hetgeen hij ontvangt aan in Nederland. Belanghebbende is een artiest, verdient als zodanig ook in de VS inkomen en dat inkomen is daar belast is met persoonlijke inkomstenbelasting. Belanghebbende heeft nu in totaal een inkomstenbelastingdruk van ongeveer 75% over wat verdiend is in de VS. Belanghebbende doet een beroep op artikel 18 jo. 25 van het Belastingverdrag met de VS en stelt in beroep dat aftrek ter voorkoming van dubbele belasting moet worden verleend – in tegenstelling tot het standpunt bij aangifte – aan de hand van de verrekeningsmethode.
Primair stel ik me op het standpunt dat in de Verenigde Staten van Amerika ten onrechte bronbelasting is ingehouden / federal income tax is geheven.” [2] De inspecteur stelt in dit kader dat [LLC] in Nederland belast had moeten worden met vennootschapsbelasting, maar dat dat niet is gebeurd. Het heffingsrecht over het
US source incomekomt toe aan Nederland, de VS had niet mogen heffen. Subsidiair stelt de inspecteur dat de van belanghebbende geheven federal income tax dan moet “
worden geacht te zijn geheven bij [LLC]” met als gevolg dat: “
vorenstaande betekent dat de bronbelasting geheven op het niveau en ten name van het vennootschapsbelastingplichtige lichaam, zijnde [LLC] niet verrekenbaar is op persoonlijk niveau van belanghebbende binnen de IB/PVV”. [3] Voorts heeft de inspecteur een aantal meer subsidiaire standpunten ingenomen die in de basis erop neerkomen dat er wel sprake is van economisch dubbele heffing maar geen sprake is van juridisch dubbele heffing. Daarom is verrekening ter voorkoming van dubbele belasting niet aan de orde.
dubbelebelasting alleen aan de orde kan zijn zover de inkomensbestanddelen met Amerikaanse bron in de VS zijn belast en ook in Nederland in het belastbaar inkomen zijn opgenomen. Daarom heeft de rechtbank de in aanmerking te nemen verrekening naar rato vastgesteld op € 181.553. [6]
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;