In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juni 2022, behandeld onder de zaaknummers 20/4903 en 20/4904, zijn de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst aan de orde. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2017 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, evenals een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW). Belanghebbende had verzuimboetes ontvangen wegens het niet tijdig indienen van aangiften. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de bewijslast terecht heeft omgekeerd en verzwaard, omdat belanghebbende geen tijdige aangifte had gedaan. De rechtbank concludeert dat de aanslagen en de verzuimboete terecht zijn opgelegd, maar vermindert de boete ambtshalve vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de belastingrente correct is berekend. De beroepen van belanghebbende worden ongegrond verklaard, en de aanslagen blijven in stand, met uitzondering van de boete die wordt verminderd tot € 4.486.