In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 19 februari 2021. De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 21 augustus 2020 tot en met 20 november 2020 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting ten bedrage van € 123 opgelegd en bij gelijktijdige beschikking een verzuimboete van € 55 vastgesteld. Het bezwaar van belanghebbende is door de inspecteur ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft verzocht om digitaal of telefonisch deel te nemen aan de zitting, maar dit verzoek is afgewezen door de rechtbank. De zitting vond plaats op 9 juni 2022, waarbij de inspecteur aanwezig was, maar belanghebbende niet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende de verschuldigde motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 21 mei 2020 tot en met 20 augustus 2020 tijdig heeft betaald, ondanks dat de betaling door de Belastingdienst is teruggestort vanwege een onjuist betalingskenmerk. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een eerder verzuim, waardoor de boetebeschikking ten onrechte is opgelegd. De rechtbank vernietigt de boete en stelt belanghebbende volledig in het gelijk. De overige beroepsgronden van belanghebbende behoeven geen behandeling meer, en de rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, maar het griffierecht wordt wel vergoed aan belanghebbende.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.