ECLI:NL:RBZWB:2022:3632
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Opleggen van een gebiedsverbod door de burgemeester van Gilze en Rijen
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een gebiedsverbod heeft gekregen van de burgemeester van Gilze en Rijen, behandeld. Het gebiedsverbod werd opgelegd op 2 mei 2022 en geldt voor een periode van drie maanden. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van het verbod, omdat hij meent dat het besluit onevenredige gevolgen voor hem heeft, waaronder dakloosheid. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 juni 2022 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van verzoeker als vertegenwoordigers van de burgemeester aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om het gebiedsverbod op te leggen op basis van artikel 172a van de Gemeentewet, omdat verzoeker herhaaldelijk de openbare orde heeft verstoord. De burgemeester heeft aannemelijk gemaakt dat er ernstige vrees bestond voor verdere verstoring van de openbare orde in het gebied rondom het station en het centrum van Rijen. De voorzieningenrechter heeft ook het spoedeisend belang van verzoeker bij het verzoek om voorlopige voorziening erkend, gezien de onmiddellijke gevolgen van het gebiedsverbod.
Na een belangenafweging heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat het gebiedsverbod een geschikt en noodzakelijk middel is om verdere overlast te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de burgemeester op juiste gronden heeft besloten tot het opleggen van het verbod. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn woonrecht door het verbod wordt geschonden, aangezien hij geen objectieve gegevens heeft overgelegd die zijn claim ondersteunen. De uitspraak is gedaan op 1 juli 2022.