In deze zaak hebben eisers, die sinds 1 februari 2019 een bijstandsuitkering ontvingen van Baanbrekers, beroep ingesteld tegen een besluit van 4 februari 2021, waarin hun recht op bijstandsuitkering werd ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers niet verschenen zijn op de zitting van 30 december 2021, terwijl Baanbrekers zich wel liet vertegenwoordigen. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail onderzocht, waarbij het bestreden besluit en de beroepsgronden van eisers aan de orde kwamen.
Eisers hebben in hun bezwaar aangevoerd dat de intrekking van hun bijstandsuitkering onterecht was, omdat zij niet op de hoogte waren van de gevolgen van hun gokactiviteiten en dat zij geen winst hadden gemaakt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat Baanbrekers terecht de bijstandsuitkering heeft herzien en ingetrokken, omdat eisers niet voldaan hebben aan hun wettelijke inlichtingenplicht. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante artikelen van de Participatiewet, die bepalen dat belanghebbenden alle feiten en omstandigheden moeten melden die van invloed kunnen zijn op hun recht op bijstand.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat Baanbrekers de stortingen op de bankrekeningen van eisers terecht als inkomen heeft aangemerkt en dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij recht hadden op bijstand. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten en openbaar gemaakt op 27 januari 2022.