Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[verweerster] B.V.,
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
3.Het verzoek
primairI. het ontslag te vernietigen;
II. [verweerster] te veroordelen tot betaling van het salaris van € 1.976,00 bruto per maand, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten, vanaf 1 november 2021 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW;
subsidiairI. [verweerster] te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding aan [verzoeker] , zijnde
€ 5.000,-, dan wel een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding;
II. [verweerster] te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 4.268,16 bruto zoals vermeld onder punt 40 van het verzoekschrift;
III. [verweerster] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 108,00 bruto zoals vermeld onder punt 41 van dit verzoekschrift.
II. [verweerster] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;