Op 28 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 5 januari 2021, waarin het college het bezwaar van eiseres tegen de weigering van een omgevingsvergunning voor het oprichten van een stal en een africhtings- en trainingsruimte voor paarden ongegrond had verklaard. De rechtbank heeft op 16 februari 2022 de zaak behandeld en op 30 maart 2022 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit een gebrek vertoonde omdat het college had nagelaten een verklaring van geen bedenkingen aan te vragen bij de gemeenteraad.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft het college op 19 mei 2022 een besluit van de gemeenteraad overgelegd, waarin de verklaring van geen bedenkingen voor de oprichting van de stal en trainingsruimte niet werd verleend. Eiseres en een derde-belanghebbende hebben hierop gereageerd en betoogd dat de verklaring niet op de juiste wijze tot stand was gekomen. De rechtbank heeft echter geen aanleiding gezien om aan te nemen dat het besluit van de gemeenteraad onzorgvuldig tot stand is gekomen en heeft geoordeeld dat het college het gebrek had hersteld door de verklaring van geen bedenkingen over te leggen.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Dit betekent dat de uitkomst van de zaak hetzelfde blijft. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.