Op 18 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak betreffende de levering van magische truffels. De rechtbank oordeelde dat magische truffels niet kunnen worden aangemerkt als voedingsmiddel in de zin van de Wet op de omzetbelasting (Wet OB). Hierdoor kan het verlaagde btw-tarief, zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet OB, niet worden toegepast op de verkoop van deze truffels. De rechtbank verwierp het beroep van de belanghebbende op het rechtszekerheidsbeginsel, omdat er geen eerdere aanwijzingen waren dat magische truffels onder het verlaagde tarief vielen. De rechtbank concludeerde dat de magische truffels, die bekend staan om hun hallucinerende werking, niet voldoen aan de definitie van voedingsmiddelen zoals vastgelegd in de relevante wetgeving en jurisprudentie. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen, aangezien de rechtsvraag voldoende duidelijk was beantwoord in eerdere arresten. De beroepen van de belanghebbende werden ongegrond verklaard, en er werd geen recht op vergoeding van immateriële schade toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn.